De heer H.G. Mos uit Luxemburg had uit de overlevering binnen zijn familie
gehoord over het bezit van de heerlijkheid Egmond. Hij ging op zoek naar nade
re gegevens over dit voormalige familiebezit en stuurde de resultaten aan
Geestgronden toe. (Red.)
H.G. Mos
DE HEERLIJKHEID EGMOND
In 1917 verkochten mijn grootvader Jan Cornelis Gülcher en zijn broer Mr.
Jan Marie Gülcher de Heerlijkheid van de Drie Egmonden en Rinnegom.
Zij waren Heer van Egmond, doch voerden die titel niet. In het familiear
chief Gülcher was niets over dit Egmonds bezit te vinden.' Dus ben ik op
onderzoek uitgegaan.
De Heerlijkheid Egmond was het oorspronkelijke gebied van het gelijkna
mige geslacht, waaruit behalve de laatste hertogen van Gelre ook de graven
van Buren ontsproten. Een van de heren van Egmond werd in de 15e eeuw
in de gravenstand verheven. Het rechtsgebied van dit graafschap omvatte
behalve de drie Egmonden met Rinnegom ook Bakkum. Huisduinen,
Petten, Warmenhuizen, Haringcarspel en Oudcarspel. Een der laatste gra
ven van Egmond was de bekende Lamoraal, die in 1568 te Brussel werd
onthoofd.
In 1573, ten tijde van het beleg van Alkmaar, werden op bevel van Sonoy
het Slot op den Hoef en de Abdij te Egmond-Binnen in brand gestoken om de
Spanjaarden te beletten zich daar te nestelen. De ruïnes van beide gebouwen
bleven nog ruim twee eeuwen staan.
Een jongere zoon van Lamoraal, die evenals zijn oudere broer in de Zuide
lijke Nederlanden was gebleven, was wegens hoge schulden genoodzaakt
tot verkoop van zijn Egmondse bezittingen. Uiteindelijk verkregen de
Staten van Holland in 1607 het graafschap Egmond, dat als domeingoed in
beheer bleef. Een graaf van Egmond is er daarna nooit meer geweest. Het
geslacht van de graven van Egmond stierf in de mannelijke lijn uit.
In 1722 gingen de Staten over tot openbare veiling van een aantal heerlijk
heden, waaronder die van Rinnegom en de Egmonden. De laatste werd aan
geboden als ambachtsheerlijkheid. Dat betekende een verlaging in status.2
Koper was Gerard van Egmond van der Nijenburg, die voor de heerlijkheid
16
Geestgronden, 4 (1997), nr. 1