de geldkraan dichtgedraaid. We aten sprotjes met aardappelen. Ik at bij wijze van spreken met een dichtgeknepen neus. Enkele dagen later waren na dag en nacht keihard werken in de ateliers de opdrachten klaar om bezorgd te worden en liet moeder Michaelis een lading pernod aanrukken. Maandag na de lauden luidde de Franse koeienbel en er werd 'aperitief' geroepen. Iedereen kreeg een glaasje pernod, verdund of onverdund. Mijn verdere wederwaardigheden Mijn ouders wilden op een dag dat ik naar huis kwam: mijn moeder had bij de bisschop geïnformeerd (over de zaak van de goedkeuring) en zij had een iconenkenner uitgenodigd, dus had ze me thuis nodig. De kamers en de suite werden dan omgebouwd tot zaaltje met stoelen voor dia's en ik moest acte de presénce geven, mensen koffie schenken, enzovoort, 's Avonds laat wilde ik weer naar de Liobastichting, maar mijn ouders zagen dit met argusogen aan. Mijn vader zei dat het klooster niet kerkelijk erkend was door Rome en mijn moeder nodigde me uit haar zusje in Parijs op te zoe ken, die in een Franse orde was ingetreden, in een kloosterorde die wél ker kelijk erkend was. We gingen dus koffers pakken en de volgende avond kwamen we in Parijs aan met de trein. Ik voelde er echter bar weinig voor een sigarenkistje met sluier op mijn hoofd te zetten; zo ging mijn tante gekleed. Ze leidde in Parijs een tehuis voor werkende en studerende jonge dames en ik had groot respect voor haar. Ik heb die week verder in het Fouvre doorgebracht, daarna ging ik weer met mijn moeder naar huis om er aan mijn tentamens te werken. Elke vakantie keerde ik terug naar de Liobastichting om er mee te draaien. In de zomer van 1967 reisde ik naar hun nederzetting in Zuid Frankrijk in Aix-en-Provence, waar een aantal zusters in een boerderij, caravans en schuren woonde en werkte om er een klooster te bouwen temidden van de lavendelvelden boven op een heuvel. In het dal lag een beeldig middel eeuws kerkje waar zes maal per dag in het Latijn en Frans het koorgebed gezongen werd. Het was oogsttijd en ik hielp mee de lavendel te plukken. Er werd uit de planten olie geperst, de geconcentreerde lavendelolie werd in gebakken aardewerken kruikjes gegoten en verkocht voor ongeveer 25. Nog steeds wonen er ongeveer 20 zusters, evenals in Orselina in Zwitser land. Tussen de bedrijven door gaf moeder Michaelis mij opdracht in mijn caravan Franse kerkvaders te vertalen voor de liturgie. 14 Geestgronden, 4 (1997), nr. 1

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Geestgronden - Egmonden | 1997 | | pagina 16