Vladimir Mars, wandeldeskundige, historicus, medewerker van de bekende Amsterdamse kaarten- en gidsenwinkel Pied a Terre en medewerker van de Stichting Lopende Zaken, project- en adviesbureau voor landschap recreatie dook voor Geestgronden in de geschiedenis van de oude Egmondse voetpaden. In het eerste deel van zijn serie artikelen verschaft hij eerst enige achtergrond gegevens. Daarna schetst hij de aanleiding tot het onderzoek en zijn denkbeeldi ge tocht langs de Hoevervaart. (Red.) V. Mars OUDE VOETPADEN IN DE EGMONDEN (1) Egmondermeer en vaarten De lage vlakte tussen de strandwal van Heiloo en de duinen bestond sinds de hoge middeleeuwen uit een zompig doolhof van plassen, eilanden en moerassen. Het was eigenlijk een volgelopen duinpan - ondiep, hier en daar verland en dichtgegroeid met elzenbos. Het grillig gevormde Egmonder meer behoorde hier toe, samen met het noordelijk gelegen Bergermeer. Het 'graven' van de eerste takken van de Hoever- en de Bindervaart naar nabije inhammen van het Egmondermeer moet men zich dan ook voorstellen als het uitbaggeren en verbreden van veenstroompjes ofwel vennewaters, duin beekjes, kwelkommen en moerasjes. Pas na de droogleggingen in de jaren 1560 ging men dwars door de meerbedding heen een vaargeul graven, daarbij zoveel mogelijk gebruik makend van oude ondiepten. Alleen als het niet anders kon, werd er een eilandje doorgegraven. De bagger werd gebruikt om kadijken aan te leggen. Deze hadden waarschijnlijk een zooi- breedte van circa 5.40 meter, een hoogte van krap 1 meter en een met plaggen of lekzooden belegde kruin, evenals de omringkades van de Bergermeer.' Beide vaarten vormden een soort binnenkruis, dat als boezem fungeerde voor het door molens uit de diverse polders 'geslagen' water. Bij gebrek aan een echte ringsloot rond de hele Egmondermeer (alleen in het noorden liep een met de Bergermeer gedeelde ringsloot) waren beide vaarten niet alleen voor het transport onmisbaar geworden, maar ook voor de waterhuis houding. Op de kadijken was het een komen en gaan van schuiten die door paarden of mensen voortgetrokken of gejaagd werden. Het recht om langs oeverpaden te jagen of te lopen is al heel oud. Een soort gewoonterecht. Na de 16e eeuwse drooglegging werd bijvoorbeeld in de keuren van de Bergermeer- en Philisteinsche Polder bepaald, dat de oevers van vaarten of 76 Geestgronden, 3 (1996), nr. 3/4

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Geestgronden - Egmonden | 1996 | | pagina 30