Wat weten wij eigenlijk van deze Joost Adriaansz? Voor het jaar 1600 weinig
en daarna tot zijn overlijden omstreeks 1652 belangrijk meer. Datum en
plaats van zijn geboorte zijn onbekend. Uit een aantal notariële akten weten
we, dat hij getrouwd was met Machteid Jansdr. Hun enige zoon was Dirck".
Overigens, de naam Rijscamp werd door Dirck het eerst gebruikt, toen hij
omstreeks 1620 het grafelijk leenland De Rijscampen aan de duinrand ten
noorden van de Tijdverdrijfslaan kocht. Sindsdien gebruikte hij de veld
naam als familienaam. Zijn vader, Joost Adriaansz meester-timmerman
nam die naam veel later (sinds omstreeks 1640) over, zonder dat hij ooit
eigenaar van dat land was geweest.
Uit een van de testamenten weten we ook, dat Machteid familie had in De
Rijp, in Kuinre (Kop van Overijssel) en in Haarlem. Wel valt aan te nemen,
dat ze beiden in Egmond aan den Hoef overleden zijn. Het is niet bekend
wanneer Machteid gestorven is. Joost is op hoge leeftijd overleden, zoals
gezegd omstreeks 16522).
Uit verschillende akten in het notarieel archief valt op te maken, dat zoon
Dirck al op vrij jeugdige leeftijd naar Amsterdam was vertrokken. De
vroegste vermelding van zakelijk handelen van Joost ontlenen we aan het
laatste testament uit 1654" van zijn zoon Dirck. Uit dat testament blijkt, dat
een stuk land in Egmond aan den Hoef, genaamd De Bijlmansweid (zie afb.
5) reeds in het jaar 1592 in het bezit van zijn vader kwam.
In de periode van 1592 tot 1641 kocht Joost zestien huizen en 32,5 hectare
weilanden en akkers in de Egmonden. Bij zijn overlijden waren door tus
sentijdse verkoop uit dit bezit nog negen huizen en achttien hectare over".
Bij deze aankopen zat een wel heel bijzondere. In 1615 werd Joost name
lijk eigenaar van De Banenbestaande uit vijf een-kamerwoninkjes, met
twee wielen per kamer". Dit waren lijnbanen, geschikt voor het maken van
touw, maar ook van garen. Bijvoorbeeld voor netten voor de vissers van
Egmond aan Zee. We veronderstellen, dat deze aankoop beslissend is
geweest voor de verdere carrière van zijn zoon Dirck.
Zoals eerder opgemerkt, kwam laatstgenoemde regelmatig voor in de
Amsterdamse archieven. Daarbij werd het beroep in de akten vermeld. Zo
staat hij in de oudste acte van 14 september 1629 als lijnslager aangeduid.
Het valt dus aan te nemen, dat Dirck de elementaire kennis van de touwsla-
gerij in het bedrijfje van zijn vader heeft geleerd.
32
Geestgronden, 3 (1996), nr. 2