ver buiten de landsgrenzen - en tot in Amerika - bekendheid. Amerikaanse kunstenaars kregen, al dan niet vanuit een zeker minderwaardigheidsbesef of door gebrek aan erkenning in eigen land, meer en meer het gevoel dat het ware klimaat voor Kunst in Europa gezocht moest worden. Zij lieten zich inschrijven vooropleidingen in kunstcentra als Londen en Parijs. Van daaruit bezochten zij musea en tentoonstellingen, waar zij hun Europese kunstbroeders ontmoetten en, evenals zij. gegrepen werden door het nieuwe ideaal, de terugkeer naar het dorp. Eén van die jonge Amerikaanse schilders was George Hitchcock. Geboren in 1850, als telg van een juristenfamilie, was hij aanvankelijk voorbestemd om na zijn rechtenstudie de advocatuur in te gaan. Hij studeerde in 1874 af aan de Harvard Law School en heeft het vervolgens een paar jaar uitgehouden als advocaat. De liefde voor de schilderkunst (die hij van zijn vader had geërfd) maakte, dat hij het wetboek inruilde voor penseel en palet en zich ging bekwamen in tekenen, aquarelleren en schilderen in olieverf. Hij begon in Amerika, als autodidact, maar al spoedig maakte hij de oversteek naar Europa, waar hij opleidingen ging volgen in Parijs en Diisseldorf. Ook in Nederland nam hij les, vooral in de waterverftechniek. Zijn leermeester was Mesdag, die hem overigens aanraadde ervan af te zien ooit een landschapsschilder te worden, maar zich veeleer toe te leggen op de portretkunst. Gelukkig heeft Hitchcock zich daardoor niet al te zeer laten ontmoedigen. Het waren immers juist het licht en de lucht boven het Hollandse landschap, waardoor hij gefascineerd was geraakt. In een artikelenreeks die hij schreef voor het tijdschrift Sribers Magazine betoonde hij zich een ware 'promotor' van Holland 'the most harmonious of all countries', zowel in de zon als in de schaduw"). Geestgronden, 2 (1995), nr. 2/3 33

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Geestgronden - Egmonden | 1995 | | pagina 11