Pastoor Lesscher rekende Egmond aan Zee, Wimmenum, Egmond-Binnen
en Noord-Bakkum tot zijn parochie. Dat laatste gebied zorgde nog voor
heel wat hoofdbrekens. De pastoor van Castricum maakte veel drukte om
enkele inwoners van Bakkum die vóór de oprichting van de nieuwe statie
naar Castricum ter kerke gingen. Bijna twee generaties lang is daarover
geharrewar geweest. De aartspriester had uiteindelijk het laatste woord en
wees de omstreden parochianen aan Rinnegom toe. (Nooit geweten, dat die
Bakkumers zo belangrijk waren.)
De afstanden naar de nieuwe kerk in Rinnegom logen er voor menig
parochiaan niet om. Meestal gingen de bezoekers te voet. Fiets en auto
waren toen nog niet bekende vervoermiddelen. Vanuit Wimmenum en
Bakkum was het toch al gauw een half uur lopen. Bij een gezongen mis en
een fikse preek waren ze toch al gauw zo'n tweeëneenhalf uur zoet.
(En dan hebben we het nog niet over het zoeken van boordeknoopjes op
zondagmorgen Blijkbaar was dit geen probleem.
Het aantal parochianen groeide en velen van hun kinderen brachten het tot
priester of kloosterling.
De eerste pastoor vertrok 13 januari 1792 naar Amsterdam, toen hij tot
Deken in het Begijnhof werd benoemd. In de portrettenzaal van het
Begijnhof bevindt zich nog een mooi schilderij (van 88 x 70 cm) van deze
pastoor.
Afb. 4: Pastoor J. Lesscher,
zoals hij staat afgebeeld op een
schilderij in het Amsterdamse
Begijnhof
Geestgronden, 2 (1995), nr. 1