Zijn eerste Eervolle Vermelding, van de Parijse Salon, verwierf
Melehers in 1886 met De Preekgeschilderd in de Nederlands
Hervormde kerk te Egmond-Binnen. Een meesterwerk waarmee hij
in datzelfde jaar ook nog de eerste prijs, een gouden medaille, kreeg
uitgereikt op de internationale tentoonstelling te Amsterdam. De
naam Gari Melehers kreeg al spoedig een internationale bekendheid,
vooral dankzij de onderscheidingen die hem in Europa en Amerika
ten deel vielen voor schilderijen uit zijn Egmondse periode. Ook nu
nog prijken de portretten van Egmonders uit die dagen in
wereldberoemde musea en op vermaarde plaatsen, zoals het Witte
Huis in Washington.
De eerste Amerikaanse schilder die Egmond 'ontdekt' had, was zoals
eerder opgemerkt, George Hitchcock. Hij was de voorloper van wat
later zou uitgroeien tot de Anglo-Amerikaanse kunstenaarskolonie.
De meesten van deze artiesten verbleven hier maar af en toe of
hoogstens voor een paar jaar. De beurtschipper/antiquair J.
Kraakman bouwde voor hen het huis De Hoop aan het Mallegat -
thans Julianaweg - waar hij atelier-appartementen verhuurde. In het
midden van de tachtiger jaren woonde Hitchcock, spoedig gevolgd
door Melehers, aanvankelijk in eenvoudige pensionnetjes of
herbergen. Op het duin, ongeveer boven de plek waar zich nu de
Bowling in Egmond aan Zee bevindt, richtten de twee kunstbroeders
een atelier in. Dat gebouw is nog op oude ansichten van vóór 1906 te
zien. Het was een redelijk riante ruimte, groot genoeg voor Melehers
om er zijn Laatste Avondmaal van twee bij drie meter te kunnen
schilderen.
In 1893 kocht Hitchcock de buitenplaats Schuylenburg, waarvan hij
het boerderijgedeelte tot atelier verbouwde. In 1906, driejaar nadat
Melehers was getrouwd met de jonge Corinne Lawton Mackall,
kocht het echtpaar de witte boerderijwoning met de gevelsteen in de
Schoolstraat. Het pand kwam later in eigendom van de schilder Apol,
en nu wordt het bewoond door de familie De Goede.
38