Navigeren door het Schulpengat Peter Kouwenhoven Het Marsdiep, het zeegat tussen de kop van Noord-Holland en Texel, is al eeuwenlang een belangrijke toegang tot de Waddenzee en de Zuiderzee, nu het IJsselmeer. Vanaf de Noordzee leidden steeds veranderende vaargeulen naar de ingang van het Marsdiep. Heden ten dage zijn dat het Molengat en het Schulpengat. Het Schulpengat is al die eeuwen redelijk stabiel gebleven. Langs de kust van Noord-Holland, tussen Callantsoog en Den Helder, en op Texel staan en stonden diverse kapen en licht- opstanden om de scheepvaart door het Schulpengat te geleiden. Een kustprofiel van de omgeving van Kijkduin, op een zeekaart uit 1852 De in 1822 gebouwde vuurtoren van Kijkduin op een tekening van J.C. G reive jr. uit 1858 De ingang van het Marsdiep werd waarschijnlijk al in de Middeleeuwen gemarkeerd met grote houten kapen op het toenmalige eiland Huisduinen en op de zuidelijke punt van Texel. In de zestiende eeuw werd op Huisduinen ook een vuurbaak opgericht, mogelijk al in 1542. Zeker is dat er in 1598 een vuurbaak stond op het 'Kijkduin' van Huisduinen. Deze vuurbaak is diverse malen vervangen, voor het laatst in 1814. Het was een fel brandend kolenvuur, dat aanvanke lijk alleen in de wintermaanden werd gestookt maar vanaf 1771 het hele jaar door. Amsterdam was in die tijd verantwoordelijk voor de vaarwegmarkering in en rondom het Marsdiep en zal de kosten van dit vuur op zich hebben genomen. De laatste vuurbaak op het Kijkduin heeft maar kort dienst gedaan. Er kwam namelijkeen alternatief voor het kolenvuur, dat door zijn grote brandstofverbruik erg duur was en ook een aantal andere nadelen kende. De Argandse lamp deed zijn intrede: een olielamp met een parabolische reflector, die een zeer helder licht gaf. Omdat men in Engeland begon met de productie van deze lampen werden ze ook wel Engelse lamplichten genoemd. Een aantal van deze lamplichten bij elkaar, geplaatst op een hoge toren, vormden een goed alternatief voor de kolenvuren. KIJKDUIN

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 2018 | | pagina 12