den mee, later had Martin een eigen auto. Er werd vaak
meer gedronken dan verantwoord was. En het was een
soort lokaal gebruik dat je, als je flink aangeschoten was,
daar in de vijver geflikkerd werd. Hebben ze met mij ook
geprobeerd, maar ik wist te ontkomen. Ik was behoorlijk
snel - in die tijd."
De jongens hebben niet veel nodig voor hun levensonder
houd. Er is altijd onderdak: ze slapen in de Toko, de boer
derij of bij bekenden. Een dag per week hebben ze vrij,
Jan en Martin op donderdag. Dan trekken ze vaak naar
Den Helder en nemen om de beurt langdurig een bad bij
Jans ouders. En pakken daarna een biertje - "Kostte maar
één kwartje!" - in de officiersmess van het 'Luitenant-Kolo
nel Maaskamp', de werkplek van De Ruiter senior.
Hongerlijden hoeven ze ook niet.
"We aten vaak bij 'moeder Vos' en ook bij Martins moeder
op de Prévinaireweg. Dan riepen we op de hoek al keihard
'Marijtje - eitje!' dan wist Martins zus dat ze eieren moest
bakken."
Plm. 1972. Baantje in het paviljoen
Als moeder Van Ravenzwaaij naar het strand gaat om de
jongens te eten te vragen, wordt ze wel eens in de maling
genomen.
"'Moet je aan Jan vragen', zei Martin dan. En als ze ein
delijk bij mij was, wees ik weer terug naar Martin: 'Moet
u maar aan hem vragen'. Maar uiteindelijk zeiden we na
tuurlijk maar wat graag ja. Het was dan ook altijd heel
gezellig, zo met de hele familie om de tafel."
Jan haalt regelmatig een pakje sigaretten bij de Hoko.
Op de fiets. "Dan reed ik naar binnen door de voordeur,
stopte voor de toonbank, legde wat geld neer, Holema gaf
me een pakje, en ik reed door de zijdeur weer weg. Alles
zwijgend, zonder te verblikken of verblozen. Als toeristen
vreemd opkeken, zei Holema droogjes: 'O, da's hier nor
maal, hoor.'"
In 1974 vraagt Guus Zeeman, toentertijd Strandfonds-
voorzitter, hem voor de functie van onbezoldigd strand-
commandant van de reddingsbrigade (badmeester dus),
samen met Willem Zeeman.
"Willem werd wél betaald, maar omdat ik een baan als
stuurman had, vonden ze het niet nodig mij ook nog 'ns
loon te geven. Het begin van vrijwilligerswerk!"
Het wordt een bar slecht seizoen, veel regen en wind,
en geen toerist die zich in zee waagt. "We zaten maar in
onze keet, verveelden ons dood."
In de kroeg komt Jan Ed Vos tegen. "Die stelde voor naar
Zuid-Frankrijk te trekken, de zon tegemoet. Ik mee. En
toen sloeg het weer ook daar om. Wij rechtsomkeert."
Eenmaal terug besluit hij dat het badmeester zijn niet
voor hem is weggelegd. "Ik ging koppen tellen. Dan miste
ik er een, ging ik wéér tellen."
Gezocht: J. de R. te C.
In de jaren '70 besluit het college van B&W dat 'De Buurt',
het centrum van Callantsoog
dus, een volwaardig plein
moet worden. Niet iedereen
is het daar mee eens. Jan de
Ruiter schaart zich achter de
tegenstanders.
"We hebben toen met wit
kalk het hele gemeentehuis
dicht gesmeerd. Op het dak
verfden we met koeienletters
ONS PLEIN en op het plein
HOE MOOI. Blijkbaar was ik
herkend, want de volgende
dag sprak de krant van ene
'J. de R.'"
De brandweer reinigt de boel
en krijgt daarvoor van de ac
tievoerders een flinke taart
bezorgd. Toch heeft de affaire
nog een staartje.
"Politie Groot deed links en
rechts navraag. Ook bij Vos,
maar dan werd ik gewaarschuwd en dook ik weg - tja, het
was veel te druk. Toen heeft Groot m'n vader gevraagd
mij langs te sturen. Dat gebeurde. Opmerkelijk: hij wist
precies wie er allemaal bij betrokken waren. Omdat we
alles netjes opgelost hadden, bleef het bij een boete - 25
gulden meen ik." Hij lacht: "Dus geen strafblad!"
Boontjes en een bal gehakt
De jongens bezoeken ook regelmatig het paviljoen van
Rens Roos in Groote Keeten.
"Daar was geen bediening op het terras en de mannen
waren dat heen en weer lopen naar de bar zat. De oplos
sing bedacht Rens ter plekke. Hij knutselde de tuinslang
aan de bierpomp. 'Help jezelf maar', zei hij. We hielden
keurig bij wat we gebruikten. Maar als we weg wilden,
hield ie ons tegen: 'Eerst het vat leeg!"'