kwam» ik lag, ik MtdfL»
Jan db Ruiter
asm
Klaas Schuurman
Op de honderdste dag van het jaar 1954 komt Jan de Ruiter ter wereld. Het is dan zaterdag
10 april, kwart voor een 's nachts. Jans wieg staat in Nijmegen, maar na enkele maanden
kruipt hij al in zijn luier over het strand van Callantsoog. En het zal niet lang duren voordat
hij zich hier definitief vestigt. Een uitstekende kandidaat dus voor deze rubriek.
De vader van Jan de Ruiter komt oorspronkelijk uit het
Zuid-Hollandse Klaaswaal, zijn moeder uit het nabijgele
gen 's-Gravendeel. Jan komt nog met enige regelmaat in
die streek. "Ik jaag daar graag," zegt hij. "Op schadelijk
klein wild."
De Ruiter senior wisselt regelmatig van standplaats. Jan:
"Hij zat in het leger bij de zoeklichtbatterij van de Lua,
de luchtdoelartillerie. Een paar keer per jaar hadden ze
schietoefeningen in het Botgat. Zo leerde hij ook Cal
lantsoog kennen. Op een enkele uitzondering na gingen
we altijd hier op vakantie. Eerst in een zomerwoninkje -
een voormalige varkensschuur, denk ik, het staat er nog
steeds! - achter de boerderij van de familie De Boer aan
de Abbestederweg, net voorbij De Garnekuul. Later zaten
we boven de fietsenwinkel van de familie Zwaan op de
Dorpsweg. Waar nu dus de Chinees zit. We keken uit op
de IJssalon Brantenaar."
Eerste kennismaking met Callantsoog
"Vanaf de Abbestederweg gingen we meestal naar het
strand bij het paviljoen van Niek Smit, nu De Stern. Later,
vanaf het Dorpsplein, togen we naar Jacob Vos. Die had
twee rijen strandhutjes, houten aan de duinkant, stoffen
aan de zeekant. Daartussen een dubbele loopplank, als
een spoorrails. Ze stonden allemaal met de opening naar
het duin. Wij hadden altijd een houten huisje. Daar verble
ven we dan drie weken achter elkaar. Midden jaren '60
kwamen we naast de familie Van Ravenzwaaij te staan.
Het klikte blijkbaar, want vanaf dat moment waren het
onze vaste vakantieburen. Zo leerde ik ook Martin ken
nen" (hoofdpersoon van deze rubriek in de Clock nr. 1
van 2015 - red.).
Op een dag verveelt Jan zich en vraagt daarom aan de
dienstdoende badmeester of hij mag meehelpen.
"Dat mocht. En zo leerde ik ook Vincent Vos kennen. Ik
was toen een jaar of 13, 14."
Werken op het strand
Het gezin De Ruiter woont tot 1960 in Nijmegen en be
landt - via Ede en nog wat zijpaden - in 1970 in Den Hel
der. Vanaf die tijd is Jan vaker in Callantsoog te vinden
dan bij zijn ouders aan het Nieuwediep. Hij volgt de Ho
gere Zeevaartschool 'Noorderhaaks' in Den Helder.
"Tijdens mijn studie woonde ik het grootste deel van de
winter in een huisje aan de Op 't Landtweg - huurde ik
van Jacob Vos - en 's zomers op het strand in de Toko of
het paviljoen, of in de boerderij aan de Dorpsweg, want in
die tijd werkte ik 's zomers bij Vos. Eerst inde ik stageld bij
strandgasten voor de windschermpjes die ze gebruikten,
daarna stond ik achter de tap, met Koen Icke als ober. La
ter kwamen daar nog Martin van Ravenzwaaij en andere
jongens bij. Jacob Vos was commandant brandweer en bij
slecht weer stuurde hij ons naar de brandweerkazerne,
daar waar nu de KNRM zit, de reddingmaatschappij had
toen onderdak in de oude loods van Werkspoor boven
op het duin. Afijn, wij werden aan het werk gezet: helmen
schilderen. Of we moesten aan de slag in de boerderij
tegenover Seinpost, helpen in het bouwbedrijf van Opa
Vos. Kromme spijkers rechtslaan, bijvoorbeeld, of juthout
van de ene naar de andere kant verplaatsen. De volgen
de keer was het precies andersom! Heel sociaal, natuur
lijk. Want zo hadden we wél een geregeld inkomen. En
alles legaal, hè? Eens per maand kwam de accountant,
mevrouw Kuiper uit Den Helder, om de belastingzaken te
regelen. Ook voor ons."
"Marijtje - eitje!"
Iedere zaterdag werd het loon uitbetaald.
Jan, lachend: "Daar gingen dan eerst de gebruikte con
sumpties van die week vanaf. En ja, we lustten wel een
biertje, dus vaak bleef maar een paar gulden over. Daar
gingen we dan van eten bij De Visserman en in latere
jaren bij De Skilp. Was 't weer op."
Maar als er geld is, gaat het linea recta naar Groote Kee-
ten.
"Tegen sluitingstijd maakten we alles schoon in het pavil
joen, en dan: de Vijverhut. Meestal reden we met beken-