Y/mt amm Liefde, hou en trouw in noordelijk Noord-Holland omstreeks 1600 Jan T. Bremer Een oppervlakkig beschouwer van het Hollandse dagelijkse leven kon de indruk krijgen, dat het door vrouwen beheerst werd. Zij hielden winkels, dreven zaken en maakten reizen. Volgens de Engelsman Moryson zouden jonge Hollandse vrouwen echtgenoten kiezen, die handelbaar en eenvoudig van geest waren. Hij vergeleek de door hem als trots en heerszuchtig voorgestelde Hollandse vrouwen met het Britse meisje dat groter onderdanigheid ten toon spreidde. Ook een Duits bezoeker werd getroffen door de zelfstan dige positie van de Hollandse vrouw, die de baas in huis speelde: "Denn hier krehet die Henne und der Hahn musz nur keckeln... Es wird nicht leicht eine Hollanderin sich an einen Teutschen verheyraten, weil sie gehöret, das eini- ge Muffen ihre Weiber hart halten." De Hollandse vrouw werd vroeg als volwassen beschouwd. In 1623 stuurde de Oost-Indische Compagnie een goet ghetal jonge doch ters naar de koloniën om het compagnievolk aan vrouwen te helpen, niet ouder dan 25, maar liefst van 12 jaar en daarboven. Dezelfde Duitse bezoeker merkte op, dat de bewoners van deze streken niets zozeer liefhadden als hun vrijheid, maar ook dat de tucht onder de jeugd te wensen overliet en er weinig eerbied voor de ouders zou zijn. Die hang naar vrijheid uitte zich ook in de vrije omgang van meisjes en jongens. Ondanks bezwaren en waar schuwingen van kerkelijke zijde tegen de ongebonden heid en vrije omgang van de jeugd voor het huwelijk had den oude gebruiken een hardnekkig leven. Omgang en vrijage van jongelui De ontmoeting tussen toekomstige levenspartners, hun omgang en partnerkeuze werd sociaal gekanaliseerd in door de gemeenschap geaccepteerde gebruiken als de bijeenkomsten van de huwbare jeugd, waartegen ker kenraden en synodes waarschuwden en het nachtvrijen dat op Wieringen, Huisduinen, Texel en Vlieland bekend stond als queesten. Het queesten was volgens een 18e-eeuwse kroniekschrij ver een bijlegging ofte onderkruiping van jonge, onge trouwde lieden, "te weten vrijsters en vrijers om bij elkaar te volbrengen wat jongelui op andere plaatsen gewoon zijn op stoelen en stoepen te doen, of zij het (ernstig) met elkaar menen of niet. Want de ijverigste kweesters krij gen vaak niet tot wederpartij degene waar zij 't meest te kweesten zijn geweest. Ik wil niet zeggen dat er geen huwelijken plaatsvinden zonder kweesten, want er zijn nog wel enige vrijsters, die hiervan een afkeer hebben. Doch die worden voor neus wijs gehouden, omdat ze een rechtschapen vrijer geen toegang in huis en op 't bed verlenen. Hetzij boven de deken, hetzij onder de bovenste deken als het koud is en hij enig krediet heeft. Ja, een vrijer gaat vaak bij een of meer meisjes te kooi en wil Trijn hem niet genoeg ac- comoderen, dan gaat hij naar Lijsbeth. Men kan zich wel voorstellen, dat met de warmte dikwijls de liefde komt. Het is waar, dat in steden en dorpen veel vreemde dingen gebeuren en er meer rondgaat dan (alleen) de molen. De kweesters beroepen zich erop dat ze doorgaans zorgen dat de kerk in 't dorp blijft staan. Daarom zou het kweesten op zichzelf niet zo kwaad zijn als het door sommigen wel wordt uitgekreten, (namelijk) als een vervaarlijke en bij zonder te verafschuwen zaak. Als iemand niet eerlijk kan zijn, die het kweesten als mid del gebuikt om fatsoenlijk bij de vrijsters te komen. Er is door kerken en raadhuizen tegen dit kweesten vruchte loos geageerd. Het bleek onmogelijk te stoppen, omdat het in de loop der tijden te diep was ingeworteld. Zoals bij nacht alle katten grauw zijn, zo gaan de kweesters in 't duister op pad om met zoet gepraat door het venster of met geweld door de deur daar binnen te komen waar ze weten dat vrijsters wonen. Zij beschouwen dit niet als schande of huisbraak, maar als iets dat zo hoort en dat een eerbaar meisje een vrijer moet betonen door hem binnen te laten, waarover ook een vader of huiseigenaar zich in 't minst niet ver stoord toont... leder huis waar vrijsters wonen laat uit voorzorg in deur of venster een ruit open, daar de kweesters die anders stuk slaan. Dit oud gebruik - of gebrek - wordt de kinderen door de ouders met de paplepel ingegoten en geldt hier als vanzelfsprekend en streekeigen. Men vindt het een schande als een vrijer nooit uit kweesten is geweest en weinigen zien af van dit gebruik, daar zelfs kinderen van fatsoenlijke burgers het als een eer beschouwen, alsof ze niet op een andere manier dan kweesten met eerbare jonge dochters konden omgaan." Ook elders komt het nachtvrijen voor. Pieter Cornelisz Hooft dichtte: Dan leert men, luchtigh, ten zachten bedd'uit stijgen, En in een' onderkeurs ten venster vaaren, Op zang en snaaren. Dan leert men, zaghjens, om d'oude liên te mompen, 72

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 2015 | | pagina 14