i
BERGKAUKAS1ENM N0RDKAUKAS1KM
Het Nordkaukasisches Bataillon 803 maakte deel uit van
het Nordkaukasisches Legion (ook wel Bergkaukasiërs
genoemd) dat bestond uit militairen die afkomstig waren
uit Noord-Kaukasische deelgebieden als Dagestan, In-
goesjetië, Noord-Ossetië en Tsjetsjenië. De geschiedenis
van dit Bataillon ving aan op 6 december 1942 toen het
te Wesola, Generalgouvernement (Polen) werd opgericht.
Op 12 en 13 september 1943 kwam het Bataillon in Den
Helder aan. Van 16 september 1943 tot ongeveer 6 fe
bruari 1945 werd het ingezet op Texel. Van begin februari
tot begin april maakte het onderdeel uit van de Unterab-
schnitt Callantsoog. De commandant was Oberleutnant
Kramer. Welke Compagnie zich in Callantsoog bevond is
mij niet bekend.
Mouwemblemen van het Nordkaukasisches Legion in Duitse
krijgsdienst. De zeven sterren ven/vijzen naar de zeven deelge
bieden waaruit de Noord-Kaukasiërs afkomstig waren.
De laatste maanden
Het tot februari 1945 in Schoorl en Callantsoog gelegerde
Turkestanisches Infanterie-Bataillon 787 werd in Zand-
voort en directe omgeving (Vogelenzang, Heemstede,
Aerdenhout) ingezet voor het verrichten van bewakings
diensten. Begin april vertrok een deel (vermoedelijk
750 man) naar Sassenheim, Noordwijk en Katwijk. Nog
eens 100 man vertrok op 23 april van Vogelzang naar
Sassenheim. De Duitsers, niet gerust op deze laatste,
schijnbaar spontane troepenbeweging, veronderstelden
een mogelijk op handen zijnde muiterij. Hierop werd het
hele Infanterie-Bataillon 787 in de duinen van Noordwijk
en Noordwijkerhout ontwapend. Delen van het Bataillon
werden vervolgens voor pioniersarbeid afgevoerd naar
Rotterdam, de omgeving van Bleiswijk, Pijnacker en Den
Hoorn bij Delft. Nabij Bleiswijk, in het buurtschap Zeven
huizen, kwam het op 29 april 1945 en dus slechts zes
dagen voor de bevrijding, nog tot hevige gevechten tus
sen ondergedoken geallieerde piloten en het plaatselijke
verzet enerzijds en anderzijds een onderdeel van de
Duitse Wehrmacht waaraan Turkestanen van Infanterie-
Bataillon 787 waren toegevoegd. Hierbij sneuvelden ruim
20 Turkestanen waarvan de stoffelijke overschotten in
het riviertje de Rotte werden gedumpt. Andere delen van
Infanterie-Bataillon 787 kwamen in Clingendael bij Den
Haag terecht. Ook raakten 40 tot 60 Turkstanen op Goe-
ree-Overflakkee waar ze tot het eind van de oorlog voor
vernielingswerkzaamheden werden ingezet. Uiteindelijk
werden de militairen van Infanterie-Bataillon 787 door Ca
nadese troepen krijgsgevangen gemaakt.
De militairen van het Nordkaukasisches Bataillon 803
die begin februari de Turkestanen in Schoorl en Callants
oog vervingen werden begin april overgeplaatst naar de
Veluwe om daar stellingen tegenover de geallieerden in te
nemen. Een deel, ruim 120 man, bleef achter in Camper
duin. Een ander onbekend aantal verbleef op Texel. Van
de Noord-Kaukasiërs die op de Veluwe in stelling lagen,
zagen er ruim 90 kans om naar de Canadezen over te
lopen. De rest werd op 16 april bij Dieren door de Cana
dezen gevangen genomen.
Goelag of kogel
Ook langs de Franse kust waren onderdelen van hetTurk-
Bataillon gelegerd en na de invasie van Normandië, op
6 juni 1944, zagen de Geallieerden zich al snel gecon
fronteerd met grote groepen voormalige Sovjetmilitairen
in Duitse krijgsdienst die zich maar al te graag aan de
Geallieerden overgaven. Aanvankelijk ontkende de Sov
jet-Unie de aanwezigheid van Sovjetmilitairen in Duitse
krijgsdienst maar het aantal voormalige Sovjetmilitairen
dat krijgsgevangen werd gemaakt liep zo hoog op dat er
voor de Sovjetregering niets meer te ontkennen viel. In
oktober 1944 kwamen Londen en Moskou dan ook over
een dat deze Sovjetmilitairen naar de Sovjet-Unie moes
ten terugkeren. Tijdens het Congres van Jalta (4 tot 11
februari 1945) kwam de kwestie nogmaals aan de orde
en liet Stalin persoonlijk aan Churchill weten dat zijn af
vallige onderdanen zo snel mogelijk konden worden over
gebracht. Hij voegde daar nog aan toe dat zij die hadden
ingestemd om voor de Duitsers te vechten bij terugkeer
onderhanden genomen zouden worden. Voor de Geal
lieerden was dit duidelijke taal die het ergste deed ver
moeden, maar toch gingen zij tot verplichte repatriëring
over. Bang als zij waren voor represailles op de meer
dan 100.000 geallieerden die in de Duitse krijgsgevan
genkampen in Oost-Europa door het Rode Leger waren
bevrijd en op dat moment nog in gebieden verbleven die
zich onder de invloedsfeer van de Sovjet-Unie bevonden.
In juni en juli van 1945 werden de in Nederland krijgsge
vangen gemaakte militairen van het Turk-Bataillone dan
ook verplicht naar de Sovjet-Unie gerepatrieerd. Dat ze
bij terugkeer geen warm onthaal kregen maar een duister
lot tegemoet gingen mag duidelijk zijn. De militairen van
het Armenisches Infanterie-Bataillon 812, die in Zeeland
nog enig verzet tegen de Duitsers hadden gepleegd, ver
dwenen voor vele jaren dwangarbeid naar de strafkam
pen van de Goelag. Militairen 5 tot 10 jaar, onderofficieren
25 jaar en officieren kregen de kogel. Van de circa 750
manschappen van het Wolgatatarisches Infanterie-Batail
lon 826 dat op Oostvoorne gelegerd was is bekend dat
zij vrijwel direct na terugkeer in de Sovjet-Unie zijn ge
fusilleerd. Van de overige Infanterie-Bataillon waaronder
het Turkestaanse en het Noord-Kaukasische die in Cal
lantsoog gelegerd waren ontbreekt ieder spoor en moet
gevreesd worden dat zij eenzelfde lot ondergingen. Van
'de Mongolen van Callantsoog' is dan ook nimmer meer
iets vernomen.