"De een at op z'n bed"
"In oktober '66 trouwden we," zegt Carmen.
"Een motje!" roept Jan vanuit de keuken.
Carmen lacht: "Klopt, ik was in verwachting van Ralph.
Ik werkte nog in Duitsland, bij de Sparkasse, en daar is
Ralph ook geboren. Op 3 maart 1967. Twee maanden la
ter heeft Jan ons opgehaald. Wij zouden gaan wonen in
dit huis, Abbestederweg 18, maar dat was toen nog in
aanbouw en de oplevering was vertraagd. Daarom trok
ken wij in bij Jans ouders, even verderop op nummer 4.
Wij in hun huis, zij in een zomerhuisje daarachter. In de
zomer moesten wij het huis uit; het was verhuurd aan
badgasten. En omdat ons nieuwbouwhuis nóg niet klaar
was, hebben we met z'n allen het zomerhuisje betrokken.
Negen man! Jans vader had een extra driehoog stapel
bed getimmerd, eentje lag op de vloer, een ander sliep
buiten in een klein tentje, 's Morgen verdrongen we elkaar
bij het ontbijt. De een at op z'n bed, de ander zat buiten
op de vuilnisbak. Maar gelukkig, in de loop van augustus
konden we in onze nieuwe woning trekken!"
"De rottigste woorden het eerst"
Carmen Schagen spreekt goed Nederlands, maar een
Duits accent is onmiskenbaar; vergelijkbaar met de be
kende prins Bernhard-tongval. "Het Nederlands kreeg ik
langzaamaan onder de knie. M'n omgeving leerde me
veel woorden." Ze lacht. "Ja, de rottigste woorden het
eerst!" Na een korte pauze: "ledereen heeft me geweldig
opgevangen. De mentaliteit hier is prima!"
's Zomers werkt ze bij slager Jan Blaauboer. "Jeanet Ho-
venkamp, Blaauboers dochter, werkte er ook. Toen het
naaktstrand kwam, wees Jan op een dag naar de borsten
van een klant. 'Ga jij die karbonaadjes 'ns even recht leg
gen' zei hij toen. We lagen dubbel! Ik heb ook gewerkt
in de winkel van groenteboer Bert Langeveld, waar nu
Desto zit. Mijn Duits was natuurlijk erg handig met al die
toeristen."
Ook het bollen pellen ("samen met een boel andere vrou
wen in een schuur - dolle pret!") staat haar nog levendig
bij.
Carmen gaat handballen en zit met onder anderen Truus
Blauwboer, Bep Hollander en Mien Tichelaar in een team.
In verwachting van haar dochter Anja 7 mei 1968) ruilt
ze het veld in voor het doelgebied. En als haar wordt ge
vraagd scheidsrechter te worden, volgt ze de benodigde
cursussen. Door haar taalachterstand krijgt ze voor de
examenvragen vijf minuten extra. "Maar ik haalde het
wel!" zegt ze trots.
De nieuwbakken scheidsrechter wordt al snel coach van
het mannenteam. Carmen herinnert zich nog goed de
namen. Ap Strampel, bijvoorbeeld, of Kees van Dalsum
("ja, die lange"). En Tom Kother niet te vergeten ("je weet
wel, die van Specsavers"). Als echtgenoot Jan gaat zaal
voetballen, verlegt Carmen de bakens. Het is rond '73,
'74. Jan speelt in het eerste team met jongens als Ton de
Graaf, Kees Speets, Bert Langeveld, Leen Hoep. En met
Sjors van Ee op doel. "Ik ging altijd mee. Soms trad ik op
als lijnrechter, maar ik deed ook het arbiterexamen."
"Ik ben voor niemand bang"
Het duurt niet lang of ze promoveert al snel naar de inter
regionale klasse. In grote, vaak volgepakte sportzalen fluit
ze wedstrijden van onder meer het Nederlands elftal ("met
Jacques dAncona"). Ze fluit van Groningen tot Limburg en
is niet gauw onder de indruk. "Ik ben voor niemand bang"
tekent het Schager Weekblad uit haar mond op.
Eind '80 fluit ze een wedstrijd in Lelystad. Het is bijzonder
slecht weer onderweg: het water slaat over de dijk.
"Ze keken me daar een beetje verbaasd aan. 'Scheids,
waar komt vandaan? Over dié dijk?' Hun monden vielen
open."
Carmen voelt zich in het mannenwereldje als een vis in
het water. En ze is ad rem.
"In Amsterdam-Zuid
werd ik opgewacht toen
ik met twee ballen on
der m'n armen het veld
opliep. 'Mag ik even
voelen?' vraagt er een
tje. Ik gelijk eroverheen:
'Mag ik bij joü even
voelen?' Geen centje
last meer gehad."
In haar hele carrière
maakt ze slechts één
keer rottigheid mee.
"Dat was bij een hand
balwedstrijd in Scha-
gerbrug. Een vecht
partij. Tja, daar kwam
politie aan te pas."
Jaren '60: Groepsportret handbalteam. Carmen derde van links achterin
24