Dan van Lunsen In de bijna 30-jarige geschiedenis van de Clock kwam het met een zekere regelmaat aan de orde: de aanwezigheid van Russische militairen in Callantsoog en omgeving gedurende de oorlogsjaren 1943-1945. Door de inwoners van het dorp voor Mongolen aangezien en ook zo genoemd. Voor de inwoners van Schagen ging het zelfs om Hunnen en Japanners. Ook in de Clock van maart 2011, in het artikel Terugblik '40-'45 van de hand van Lucas Pouwels, vinden we een verwijzing naar de aanwezigheid van Russisch personeel van de Duitsers in Callantsoog. Citaat: "Volgens Wielek waren het Georgiërs, krijgsgevangenen, die tot dienst neming in het Duitse leger geprest waren'.' Georgiërs waren het niet, net zomin als Russen, Mongolen, Hunnen, Japanners en Afghanen. Ook het pressen, zoals Wielek veronderstelde, ligt genuanceerder. Kortom, wie waren deze militairen uit het oosten, hoe kwamen ze in Cal lantsoog, wat deden ze er en hoe verging het hun verder? Miljoenen krijgsgevangenen Operatie Barbarossa, de Duitse veldtocht in de Sovjet Unie die op 22 juni 1941 begon, was tot eind 1942 zeer succesvol. Nog voor het einde van 1941 had de Duitse Wehrmacht Leningrad omsingeld, stond het voor de poor ten van Moskou en bedreigde zij 1100 kilometer zuidelij ker de havenplaats Rostov aan de Zwarte Zee. Het gevolg was dat tussen de drie en vier miljoen militairen van het Rode Leger krijgsgevangen werden gemaakt. Een aantal waarop het Duitse leger niet was berekend. Daarnaast ging het binnen de Nationaal Socialistische ideologie om "Untermenschen" die weinig recht op enige opvang en verzorging hadden. Deze krijgsgevangenen kregen dan ook te maken met mensonterende toestanden in de door de Duitsers haastig opgezette krijgsgevangenkampen. Duizenden lieten het leven ten gevolge van verhongering, mishandeling, executies en allerlei ziekten. Kannibalisme was niet ongewoon. Ook van het thuisfront hoefde men geen steun te verwachten. De Sovjet-Unie had geweigerd om de Geneefse Conventie van krijgsgevangenen (1929) te ondertekenen. Daarnaast werden de krijgsgevangenen door Stalin als verraders beschouwd omdat zij zich niet dood hadden gevochten. Overigens namen de Duitsers de Geneefse Conventie ook niet al te serieus. In enkele kampen bedroeg het sterftecijfer onder de militairen van het Rode Leger zelfs 80%. Hilfswilligen Naast deze mensonterende toestanden in de kampen leefden er onder krijgsgevangenen uit een aantal Sovjet deelrepublieken sterke nationalistische en onafhankelijk- heidsgevoelens. Ook waren velen de jarenlange terreur van Stalin zat. Bij de meesten bestond een grote afkeer tegen het communisme als gevolg van de politiek van rus sificatie, de gedwongen collectivisatie van de landbouw en onderdrukking van godsdienst. Door toenemende ver liezen van het Duitse leger aan het Oostfront ontstond er een grote behoefte aan aanvullend personeel zowel voor het Duitse leger als voor de Duitse binnenlandse arbeids markt. De Duitsers speelden handig op de nationalisti sche en religieuze gevoelens van de krijgsgevangen in en grote aantallen liepen op basis van vrijwilligheid over. Anderen traden uit lijfsbehoud vrijwillig toe. Vele van deze zogenaamde Hilfswilligen (Hiwis) deden als kok, chauf feur of verpleger dienst binnen de ondersteuningstroepen van het Duitse leger. Osttruppen Al in oktober 1941 werd door het Oberkommando des Heeres (OKH), het operationele bevel over de Duitse Wehrmacht, besloten om Russische, Oekraïnse en Wit- Russische krijgsgevangenen achter de frontlinies ge wapend in te zetten tegen partizanen. In het najaar van 1941 werden Estse, Letse en Litouwse eenheden door het Duitse leger in dienst genomen. In de winter van 1941 1942 werden deze eenheden ingezet in de voorste front linies waarbij zij opvielen door hun uitstekende prestaties. Naar aanleiding hiervan ontstond in december 1941 de eerste Freiwillige Verbande waarmee gewapende Russi sche hulptroepen hun intrede in het Duitse leger deden. Hiermee werd de basis gelegd voor de zogenaamde Ost truppen welke bestonden uit krijgsgevangenen uit eenhe den van het Rode Leger. Deze Osttruppen waren onverdeeld in een Ostbataillone en een Turk-Bataillone. Het Ostbataillone bestond vooral uit etnische Russen, Wit-Russen en Oekraïners en zou uiteindelijk 300.000 man tellen. Het Turk-Bataillone be stond uit minderheidheidsvolkeren uit de Kaukasus. Deze niet etnische Russen werden binnen het Turk-Bataillone per nationaliteit ondergebracht in zes Ostlegionen. Zo ontstonden een Turkestaans, Azerbeidjaans, Noord- Kaukasische, Georgisch, Armeens en Wolga Tataars Le gioen. De totale sterkte van het Turk-Bataillone bedroeg 700.000 man. 29

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 2015 | | pagina 11