Van vakman naar meester 1480 - 1505
Als eerste kreeg Van Wou de opdracht een klok voor de
Onze-Lieve-Vrouwekerk te gieten. Het werd de Mariaklok.
Daarbij was Van Wou beloofd, dat, wanneer zijn klok
mooi van klank zou zijn, hij nog meer klokken voor de
Buitenkerk zou mogen gieten, alsmede een groot gelui
voor de Bovenkerk. De Mariaklok bleek mooi genoeg om
Van Wou deze beide opdrachten te verstrekken (1481).
Hoewel het niet mogelijk is het oorspronkelijk aantal klok
ken van de Buitenkerk vast te stellen, onderzoek door
de campanoloog (klokkendeskundige - red.) Sjoerd van
Geuns heeft in 1992 uitgewezen dat de Boventoren min
stens acht klokken heeft gehad.
Om deze te kunnen gieten heeft Van Wou de riskante reis
naar Amsterdam gemaakt, waarover Thea Beekman zo
beeldend heeft geschreven. De schepenen van Kampen
eisten op hoge toon van roofridder Wijnand van Arnhem
de onmiddellijke vrijlating van meester Geert. Om hem
hiertoe te pressen werd ook de schepenen van Zwolle
en Zutphen gevraagd hun gezag aan te wenden. Er werd
zelfs aan de IJsselkade beslag gelegd op schepen van
Zutphen. De inspanning leverden het gewenste resultaat
op. Van Wou kon zijn reis naar Amsterdam voortzetten om
klokspijs (brons) te kopen.
Maria Gloriosa
Vooral het achtgelui van de Bovenkerk moet niet alleen
op de inwoners, maar ook op de buitenlandse handelaars
grote indruk hebben gemaakt. Dit had er vooral mee te
maken dat meester Geert dit gelui 'op toon' had gegoten:
het achtgelui vormde de acht tonen van een toonladder.
Dit had tot die tijd nog geen enkele klokkengieter gepres
teerd! Ook monteerde Van Wou zijn klokken aan rechte
assen, waardoor de klepels een fraaie, zangrijke toon
aansloegen.
Al spoedig kreeg Van Wou opdrachten uit de provincie, bij
voorbeeld uit Vollenhove, Zwolle, en Genemuiden, maar
ook uit Duitsland. De eerste opdracht kreeg hij uit Osna-
brück. Later volgden Hamburg, Lüneburg, Recklinghau
sen en Stendal, voor welke steden hij grote geluien goot.
Maar zijn opus magnum zou hij in 1497 voor de Dom
van Erfurt gieten: de Maria Gloriosa. Deze immense klok
meet 0 258 cm en weegt bijna 11.400 kg. Haar geluid, ge
goten in toonsoort 'e', draagt wel 30 kilometer ver en heeft
een uitklinktijd van bijna drie minuten. Geen wonder dat
de Gloriosa wel 'die schönste Glocke des Abendlandes'
wordt genoemd: de mooiste klok van Europa!
Steilere profielen
De roem van Geert van Wou steeg met de jaren. Daarom
is het niet verwonderlijk dat het Utrechte Domkapittel hem
in 1505 opdroeg een gelui voor de Domtoren te gieten.
Meester Geert kreeg de opdracht om, gebaseerd op toon
ges, maar liefst 13 klokken te gieten. Onderzoek door dr.
André Lehr heeft uitgewezen, dat Van Wou hier iets stei
lere profielen heeft gegoten dan in zijn beginperiode. Wel
licht dat om deze reden het Domkapittel niet onverdeeld
gelukkig was met de klank van enkele klokken. Maar er
is nog een aspect. Van Wou was ook geschutgieter. Van
uit Kampen had hij in vredestijd vele bussen aan hertog
Karei van Gelre geleverd. Uitgerekend aan de hertog
met wie de bisschop van Utrecht toen in oorlog was...
Daarom lijkt het erop, dat het Domkapittel de betaling van
het imposante gelui (van ruim 31.000 kg!) jarenlang had
getraineerd. Zijn ondernemende echtgenote Clara heeft
in menige brief aan het kapittel haar beklag gedaan over
de financiële moeilijkheden van haar gezin. Van Wou, die
overigens wel bereid was de discutabele klokken door
een onafhankelijke jury te laten beoordelen, meed de
confrontatie met zijn opdrachtgevers. Hoewel de goudgul
dens begonnen binnen te komen, hebben zijn kinderen
tot ver na vaders overlijden moeten procederen om het
verschuldigde bedrag te innen.
Geert van Wou heeft voor menige stad kanonnen gego
ten. Deze leveranties waren een belangrijke bron van in
komsten. Net als bij zijn grote geluien ondervond hij pro
blemen met de betaling van brons en arbeid. Helaas zijn
er nooit herkenbare bussen van hem nagelaten. Evenmin
is de locatie van zijn werkplaats duidelijk te duiden.
Erfgenamen van Van Wou
Nadat Van Wou nog een fraai gelui voor Lüneburg goot,
ontving hij beduidend minder opdrachten dan voorheen.
De trage afhandeling van zijn opdracht aan het Domkapit
tel heeft hierbij zeker een rol gespeeld. De meester leek
aangeschoten wild te zijn. In deze periode ging hij sa
menwerken met zijn meesterknecht Schonenborch. Ook
leerde hij zijn zoon Geert van Wou junior het brons gieten.
De periode na 1527 luidde voor Kampen een economisch
verval in, vooral omdat de Sont werd afgesloten. Dit bete
kende een afname van het aantal opdrachten voor klok
ken. De oorlog tussen Gelre en Bourgondië legde echter
het bussengieten geen windeieren. Samen met compag
non Jan ter Steghe heeft zoon Geert vele bussen ver
kocht. Deze samenwerking liep echter spaak. Dit leidde
ertoe dat Geert junior Kampen verliet en zich in Appinge-
dam vestigde. In het Groningerland heeft hij menige klok
gegoten, zoals voor Middelstum.
Eind 16e eeuw heeft het Kamper stadsbestuur een nieu
we klokken- en geschutgieterij krachtig gestimuleerd.
Nadat Kampen in 1578 opnieuw voor prins Maurits was
gewonnen en de handel via de Sont op de Oostzee weer
de wind in de zeilen kreeg, wilde Maurits van Kampen
een vestingstad maken. Hier waren kanonnen voor nodig
en daar kon bronsgieter Hendrick Wegewaert in voorzien.
Zijn werkplaats had hij bij de Venepoort. Hier goot hij tien
tallen klokken en bussen. Na zijn dood (1622) zette zoon
Kiliaen de gieterij voort. Omdat deze geen opvolger had,
werd de gieterij verkocht aan Hendrick Vestrinck. Vestrinck
werd vooral als bussengieter bekend. Hij overleed in 1653.