14 het leggen van contacten in Brisbane. Het was een enor me geruststelling toen we haar in de douaneloods zagen, waar ze ons op stond te wachten. Maar er was geen spoor van Jan en Gees van Woesik te bekennen. We hadden afgesproken om enkele dagen bij hen door te brengen vóór we naar Brisbane door zouden reizen; uiteraard hadden we verwacht ze aan de kade te ontmoeten. Als gevolg van hun afwezigheid moesten we nu zelf Jans huis zien te vinden. Om onze omvangrijke bagage te kunnen vervoeren moesten we een 'Taxi-truck' huren. Rie ter Heege kwam met ons mee en met z'n allen gingen we in de boordevolle taxi op weg naar Belmore, de suburb waar Jan en Gees woonden. Toen we in de stromende regen door de eindeloze en geestdodende buitenwijken van Sydney reden ging er een heleboel door me heen. Mijn stemming versomberde met de aanblik van talloze afschuwelijke gebouwen, ver sierd met schreeuwende reclameborden - was dit nu het land waarvan ik had gedroomd? Tent in de tuin Om een uur of zes kwamen we na wat gezoek bij onze gastheer en gastvrouw aan. Jan en Gees waren onwetend van het feit dat we een dag eerder aan waren gekomen en het speet ze erg dat ze ons zodoende hadden gemist. We merkten al gauw dat hun behuizing niet al te groot was en dat er feitelijk onvoldoende ruimte was om ons hele gezin te herbergen. Daarom stelde ik voor onze tent (die we als handbagage mee hadden genomen) achter in de tuin op te zetten. Maar Jan en Gees wilden daar niets van horen en stonden er op dat we ons alle zes in hun tweede slaapkamer zouden installeren. Terwijl Ans en ik op het enige beschikbare bed konden slapen moesten alle vier kinderen de nacht in een rij op de vloer door brengen. De volgende dag was het weer wat opgeknapt, maar toch was het nog koud en winderig. We gingen in Jans auto een ritje maken naar de zuidkant van de stad, hetwelk onze eerste kennismaking met de Australische 'bush' werd. Op de terugweg maakten we een wandeling langs een winderig en verlaten strand. Ik kan niet zeggen dat de ervaringen van die eerste dag me bijzonder imponeerden. Op de tweede dag van ons verblijf in Sydney gingen we over de 'Harbour Bridge' naar Manly Beach aan de noord kant van de stad. Onderweg reden we langs schitterende baaien en grote huizen met goed onderhouden tuinen - we ontdekten dat Sydney veel aantrekkelijker was dan we de dag tevoren hadden mogen vermoeden. In de avond van de derde dag gingen we met de nacht trein naar Brisbane. De zestienurige reis was allesbehal ve comfortabel. Ans en ik probeerden wat op de harde houten banken te slapen, terwijl we voor de kinderen wat slaapgelegenheid op de grond improviseerden. Toen het dag werd waren we nabij de grens van Queensland waar we uitgestrekte eucalyptusbossen passeerden. Hier za gen we voor het eerst kangoeroes in het wild. De zon stond hoog aan de hemel toen we op onze be stemming aankwamen. We hadden verwacht iemand van de immigratiedienst bij onze aankomst te ontmoeten, maar er was geen sterveling. We bleven wat hulpeloos op het verlaten perron naast onze stapel bagage staan, in afwachting van wat er nu zou gaan gebeuren. Een half uur later kwam er eindelijk een immigratie-ambtenaar op dagen en gezamenlijk gingen we met een overbeladen taxi op weg naar het Commonwealth Hostel in Wacol. Wacol Hostel. In de achterste helft van deze hut leefden we gedurende vier maanden. Ons verblijf in een immigranten hostel Het hostel lag aan de buitenkant van Brisbane en was om ringd door eucalyptusbomen. De houten huisjes stonden over een vrij groot gebied tussen de bomen verspreid. Het aan ons toegewezen verblijf stond aan de rand van het terrein en was begrensd door een uitgestrekt grasveld. We waren nu in een nieuwe fase van ons leven aangeland en moesten ons aanpassen aan het lief en leed in een immigrantenhostel. Omdat we zoveel negatieve verhalen over de toestand in hostels hadden gehoord, waren onze verwachtingen niet al te hoog gespannen. Daarom viel het allemaal nog best mee. Maar dat wil niet zeggen dat we van de nodige ongemakken verschoond bleven. Alle maaltijden werden in de centrale eetruimte geser veerd. Eerst moesten we een tafel zien te veroveren; ter wijl één van ons die bewaakte, gingen de anderen in de rij staan om bediend te worden. Het eten was vrij goed, maar de warme maaltijden werden al gauw eentonig. De grootste ergernis was het lawaai in de eetruimte dat een bende luidruchtige kinderen veroorzaakte. Verder was het een hele opgave om te wennen aan het feit dat de centra le toiletten en de bad- en wasruimten zo'n honderd meter van ons verblijf verwijderd waren. Onze woongelegenheid bestond uit twee kamers van 3 x 31/2 meter en één van 3x6 meter. De kinderen sliepen in de grotere kamer en Ans en ik in één van de kleinere. De andere kleine kamer gebruikten we als woonkamer.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 2015 | | pagina 16