£jéu.
V
Oorlog
het seminarie in Heemstede. Moe dacht dat hij wel terug
zou komen, maar hij heeft doorgezet. Niet gemakkelijk
voor mijn moeder, want het jongste kind was al vroeg de
deur uit.
KINDEREN UIT DIT HUWELIJK GEBOREN.
OVKRLEÜEK
VOOR NA II BK.
*C-4Ufa-/e A/sp?
dy
li. im./pté
l %êA. 'ftf
/fje.
Wee. /fit
~'4f4**-4
Alle kinderen hielpen mee op het bedrijf. Piet was zeven
toen hij al koeien molk. Maar meestal begon je vanaf je
twaalfde jaar. Als de volgende twaalf werd, werd er ge
woon op je gerekend. Toen pa met tien koeien begon,
later werden dat er twintig, was het land niet zo best. Er
groeide niets. Om rond te komen had hij er varkens bij en
later schapen. In een zachte winter konden de schapen
buiten blijven. Alleen tijdens het ooien moesten ze naar
binnen. Moeder hielp soms ook met melken, later was er
een knecht. Na de knecht is er een dienstbode voor dag
en nacht gekomen. Dat beviel beter, want die kon melken
en in huis helpen. Pa maakte ook kaas. Moe moest altijd
doorhalen totdat wij oud genoeg waren om het over te ne
men. De melk moest gestremd worden tot een vaste klont
en met langzaam doorhalen bleef het fijn. Dat was secuur
werk. Pa had het thuis geleerd, want zijn ouders maakten
en verkochten ook kaas vanuit hun boerderij. Wij deden
het alleen voor eigen gebruik.
In de oorlog hebben we angstige momenten
gekend, vooral tijdens de razzia's. Piet (1922)
en Cor (1925) moesten zich vaak schuilhou
den. We hadden een servieskast met een
dubbele achterkant en daar moesten ze ach
ter staan. Vader zei altijd, dat hij geen grote
jongens had. Piet werkte toen bij de weduwe
Blokland en bij onraad rende hij over het land
naar huis. Cor werkte bij de weduwe Annie
Dekker en zorgde ervoor dat hij ook zo snel
mogelijk thuis was om de veilige plek achter de
kast op te zoeken. De schoenen van de familie
werden eenmaal per week gepoetst en ston
den in een lange rij in het achterom. Eén van
de Duitsers viel dat op en zei: "Zie je wel dat je
grote jongens hebt?" waarop Joop (Johanna 1926) ant
woordde, dat ze allemaal van haar vader waren. Pa was
niet bang uitgevallen, maar moe juist wel. Mijn vader wil
de ook geen varkens aan de Duitsers verkopen. Eén keer
kwam er een Nederlander een varken kopen, pa tuinde
erin, verkocht het en later bleek dat het voor de Duitsers
was. Hij had de pest in. Moe bakte altijd grote broden en
terwijl ze stonden af te koelen, stond er ineens een Mon
goolse soldaat binnen. Hij pakte een brood weg en rende
ermee naar buiten. Moe liet het gaan, maar mijn vader
ging er achter aan. Hij haalde hem bij de brug naar de
weg in en zei: "Hier, dat brood, dat is voor mijn kinderen."
De soldaat weigerde, maar na een dreigement van vader
De familie Van Diepen. Staand vlnr: Riet, Joop, Arie, Cor, Piet, Annie, Pé, Theo. Zittend: vader, Jan, moeder.