Waterstaat Uit het boek 'Wat een pracht' van L.F. van Loo Dijken en dammen Jan van Scorel Nova Roma Eerder namen we al een gedeelte uit dit boekje over. Deze keer een ander stuk; over de Water staat. In de 10e eeuw begonnen in deze streken de problemen met het water: men kreeg last van de zee, want het duingebied was kwetsbaar geworden. Voorts kampte men met droogte en stuifzand waardoor de natuurlijke afwatering verstopte. Later volgde verlaging van de bodem. Sinds de 12e eeuw waren er kustdoorbraken als gevolg van de vele zware stormvloeden; de kustlijn werd naar het oosten gedrongen. Misschien reeds sinds de 8e, maar zeker in de 11e eeuw werd de bestaande opening in de kustlijn tussen Petten en Callantsoog verbreed en ontstond het zeegat van de Zijpe. In de eerste helft van de 14e eeuw maakte dat weer plaats voor een hoog gesloten strand waarop nollen ontstonden. Al wat eerder, in de 13e eeuw, waren de Westfriese Om- ringdijk en de Schoorlse Zeedijk aangelegd, zes grote dammen vormden de waterkerende ring van het Noorder kwartier - ze werden aangelegd in de 13e en 14e eeuw. In 1388 gaf een graaf van Holland octrooi tot bedijking van de Zijpe (maar er kwam alleen een zanddijk tussen Petten en Callantsoog), evenals in 1443 en 1487. Aanlei ding was waarschijnlijk de voortdurende bedreiging van West-Friesland met zijn Omringdijk aan het voor stormen kwetsbare Zijpe-gebied in het westen. Het kwam er ech ter voorlopig niet van. In de 16e eeuw kwamen kapitaal en technische moge lijkheden beschikbaar om het aan de zee verloren land terug te gaan winnen. Een groeiende bevolking en hoge agrarische prijzen werkten daar ook aan mee. Jan van Scorel (1495- 1562) was een bereisd iemand en in 1525 deed met hem de renaissance in Noord-Nederland haar intrede. Hij was kanunnik (gekocht: hij had een 're latie' en vijf kinderen) en kunstschilder - eerst in Utrecht, later in Haarlem. Na 1545 richtte hij zijn belangstelling op de waterbouw, maakte visionaire plan nen en deed ontdekkingen. Op 31 maart 1552 verkreeg hij het keizerlijk octrooi om de Zijpe te bedijken. Oorspronkelijk had hij echter het gehele gebied van Pet ten tot Huisduinen en Wieringen willen bedijken; het zou 'Nova Roma' moeten gaan heten. Op de Antwerpse beurs verwierf Van Scorel voldoende geld voor zijn Zijpe-project. Toen het al snel misging riep hij de hulp in van de grootste waterbouwkundige van die tijd Andries Vierlingh, schepen van Breda en rentmeester van Steenbergen. Vierlingh (van ongeveer 1507 tot circa 1579) was een nuchtere pragmaticus die na inspectie al hier schampere opmerkingen had voor de aanpak/plan nen van Van Scorel voor de nieuwe Hondsbossche en de Zijpe; hij adviseerde een andere aanpak. De eerste bedijking van de Zijpe kwam zeer moeizaam tot stand en al na enkele jaren sloeg een stormvloed toe. De tweede poging werd in 1561 afgerond. Mr. Simon Meeuwsz. van Edam, bekend landmeter, had intussen een kavelverdeling gemaakt: 20 stuks met een hoofdlet ter - elk weer in tienen onderverdeeld en in alfabetische volgorde met kleine letters aangeduid. De bedijkers hadden tot 1561 het water afgevoerd door middel van sluisjes in de ringdijk en sloten dwars door de polder daar naartoe. Per 1561 evenwel werden grote stukken van de polder door afkadingen "onder een molen gebracht',' die het overtollige water op de sloten maalden, waarvan het bij laag buitenwater direct op zee werd afge- spuid, aldus Belonje. Zo kwamen tien molens tot stand, zes binnenkruiers en vier kleine wipmolens, zoals te zien is op de 'Caerte van Hontbos en de Zijplant', uitgebracht in 1571 of 1572. Maar intussen was door de overstroming op Allerheiligen 1570 het reeds met zoveel moeite tot stand gebrachte in een klap weer vernield. De molens bleven echter gespaard. Men wilde meteen herbedijken, maar financiële perikelen stonden dat in de weg. Na de winter van 1573 werkte het voortduren van de oorlogstoestand (tegen de Spanjaar den) verwaarlozing in de hand. De Hondsbossche en de Schoorlse Zeedijk bezweken en de Watergeuzen onder Sonoy staken de noordelijke dijk door; de Zijpe was weer blootgesteld aan de getijden. Door de overheid werden, vooral vanwege het beveiligen van West-Friesland, di verse pogingen gedaan om het werk hervat te krijgen, maar zonder resultaat. De molens werden afgebroken en de laatste twee in 1584 verkocht.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 2014 | | pagina 12