De walvisvaarder ^Frankendaal*
Guus Zeeman
De 'Frankendaal' was het schip, onder bevel van de Callantsoger commandeur Maarten Mooij,
dat in de winter van 1786/1787 vast kwam te zitten in het ijs oost van Groenland.
Hoe zag zo'n Groenlandse walvisvaarder er eigenlijk uit? Men gebruikte hiervoor toen een fluit
schip, waarvan de scheepshuid en het voorschip waren verzwaard, om varen in de ijszeeën te
kunnen doorstaan.Tevens had men op het achterschip een hijsinstallatie, om de walvissloepen
in en uit het water te brengen.
Fluitschepen werden oorspronkelijk gebouwd voor de was er op tegen dat Teunis meeging, maar na veel zeu-
vaart op de Oostzee. Om in de Oostzee te komen moest ren ging ze door de knieën en ging hij mee als kajuitsjon-
men door de Sont (zee-engte tussen Denemarken en gen bij zijn vader. De andere Callantsoger bemannings-
Zweden), maar daar werd tol geheven. De hoogte van leden waren: Jacob Vos, stuurman, zwager van Maarten;
de tol was afhankelijk van de breedte van het bovendek. Jacob Mooij (neef), bootsman; Jacob Klein, harpoenier;
Het fluitschip had daarom een karakteristieke peervorm, Jacob Doorn, matroos, en Pieter Kater, matroos. De
met een rond versierd achterschip en een invallend bo- overige bemanningsleden kwamen voornamelijk van de
venboord. De lengte bedroeg zo'n 40 meter, met een bo- Friese eilanden (ervaren in walvisverwerking). Walvis-
vendek van 5,5 meter breed. Het was een driemaster, vaarders waren geharde zeelui en werden daarom graag
met een fokkemast, grote mast en bezaansmast. Er was aangenomen als bemanningslid op de handelsvaart,
in vergelijking met andere schepen van die grootte een Ook Michiel de Ruyter begon zijn carrière als stuurman
beperkt aantal bemanningsleden nodig. Zo'n 12, tegen op de walvisvaart.
30 mensen op andere schepen. Het scheepstype was
een succesformule. Het was het belangrijkste scheeps- Maarten Mooij, geboren 08-10-1739, overleed in 1817
type van de Gouden Eeuw. Wel 80% van de handels- (78 jaar) en ligt in de Callantsoger kerk begraven. Graf
vloot bestond uit fluiten. Men bouwde er in de glorietijd in 25.
Nederland wel 400 a 500 per jaar. Na de uitvinding van
de krukas (waarmee een draaiende beweging omgezet
werd in een op- en neergaande beweging) door Corne
lls van Uitgeest, kon men met behulp van houtzaagmo
lens gemakkelijker boomstammen verzagen tot planken
en balken. De fluiten konden in serie gebouwd worden.
Deze schepen kregen ook navolging in Duitsland, Enge
land en Zweden.
De 'Frankendaal' was eigendom van de reder Jan Gilde-
meester Jansz., koopman in Amsterdam, die het schip
had vernoemd naar zijn buitenplaats Frankendael. Tij
dens een vangstreis had men ongeveer 40 bemannings
leden aan boord. Een aantal voor de walvissloepen en
een aantal anderen voor de verwerking van de vissen.
De gage van de commandeurs en officieren was afhan
kelijk van het aantal gevangen walvissen. De lagere be
manningsleden verdienden een vast maandloon. Op de
barre reis van 1786 werden maar 7 walvissen gevangen.
Maarten Mooij heeft waarschijnlijk het vak geleerd van
zijn vader. Op 29-jarige leeftijd werd hij commandeur. Hij
was 50 jaar op die gedenkwaardige reis in 1786 en het
was z'n 17e reis. Ook zijn broer Piet was commandeur.
Commandeurs hadden aanzien in het dorp en waren
vaak ook bestuurlijk bij de gemeenschap betrokken.
Maarten had tijdens de genoemde reis drie zoons mee,
te weten, Elmer, 19 jaar bootsmansmaat; Jacob, 17 jaar,
matroos, en Teunis, 12 jaar, kajuitsjongen. Moeder Mooij