4 i V OdRBÏRi C Hl.r
kunnen verlevendigen als of zy zelfs ooggetuigen daar
van geweest waren.
Ik vond myn arbeid niet ver geefscb gedaan, want de
Jlerke aanzoek om een Verbaal onzer Lotgevallenramp-
Jpoeden in het Tsen onze wonderbaarlyke Redding, beeft
my allen fpoed doen maakenom bet zelve zodanig in orde
te fcbikkenals bet nu door den Druk word gemeen ge
maakt.
Aan de Echtheid deezer Journaal bebbe niemand te twyf-
felen waarom ik alle Exemplaaren vooraf met myne
Handt eckening bclbs bekragtigt.
Den Vaderlande en derzelver Maatfcbappy'ênGroote
en Kleene Visfcbereijenen den Koophandel wenscb ik den
zegenrykfle Bloeien den Leezer bet Welvaar en.
Amfcerdam 16. Maart
1787.
Man van weinig woorden
Motiveren en bemoedigen
•er
Het voorbericht uit het journaal, gedigitaliseerd door Google
De schrijfstijl van het reisverslag is zakelijk. Maarten Mooy
lijkt een man van weinig woorden. Af en toe geeft hij van
zijn bezorgdheid en zijn emoties blijk, maar hij doet dat
steeds op een wat afstandelijke manier. Hij vertelt bijna
als een buitenstaander over de gebeurtenissen. Hij doet
getrouw verslag van het weer en van alle scheepvaart-
technische handelingen, vooral op de terugreis, die ook
wel heel moeilijk was. Maar op de momenten dat de moed
hem in de schoenen zakt, maakt hij er zich met een paar
woorden vanaf. Mooy geeft geen landschapsbeschrijvin
gen, hij vertelt niet hoe mooi de zon boven het ijs opkomt,
hij weidt niet uit over de bittere kou of de ontberingen, hij
geeft alleen de feiten. Slechts eenmaal in het verslag ver
oorlooft hij zich enige speelsheid in de taal, namelijk op
24 mei:.zagen wy nog 2 Schepen uit de Zuid komen en
mede toen voor 't eerst een Confrater van onze Vrienden,
dewelke wy gingen bezoeken, namentlyk de Walvisch'.'
Mooy schrijft het reisverslag vrijwel direct na aankomst in
Nederland. Hij heeft
zelf nauwkeurig een
scheepsjournaal bij
gehouden en ook
zoon Eelmer heeft
aantekeningen ge
maakt van 12 mei tot
15 oktober, Eelmer
tekende er met Oost-
Indische inkt de wal
vissen bij die ze had
den gevangen. Aan
de hand van beider
notities zal Maarten
het reisverslag ge
schreven hebben.
Hij hecht er grote
waarde aan de lezers
te laten weten dat dit
verhaal echt gebeurd
is. Een geliefd genre
in de 18e eeuw was
het imaginaire reis
verhaal en Mooy laat
in het voorbericht uitdrukkelijk weten dat zijn reisverhaal
niet tot dit genre behoort. Hij schrijft: 'Aan de Echtheid
deezer Journaal hebbe niemand te twyffelen, waarom ik
alle Exemplaaren vooraf met myne Handteekening hebbe
bekragtigt'.' En hij ondertekent handmatig met Maarten
Mooy.
We kunnen ons afvragen wat Maarten Mooy ertoe heeft
gebracht zijn verhaal op te schrijven en uit te geven; de
waargebeurde reisverhalen waren aan het einde van de
18e eeuw al enige tijd uit de mode en het lag dus niet
in de verwachting dat het boek een bestseller zou wor
den. Mooy geeft zelf in het voorbericht als reden: "...om
niet alleen my zulks daar door eene Nagedachtenis te
verschaffen, maar ook anderen, die van onze rampspoed
vernoomen hebben, hen alles op nieuw te kunnen verlee-
vendigen als of zy zelfs ooggetuigen daar van geweest
waren'.'Ook wil hij met een "nadrukkelijke herdenking voor
zyne wonderbaarlijke Verlossing" zijn dankbaarheid aan
God betuigen.