Lachende tronie
Arrestatie
Ier opziener in Den Helder/Huisduinen. Jan Harge werd
bovendien nog baljuw en houtvester van Callantsoog als
opvolger van zijn schoonvader.
Het is duidelijk dat Maryties man in tien jaar tijds héél wat
macht in handen gekregen had. Te veel, naar de mening
van een deel van de familie, met name van Maryties oom
Theunis Muller. Te veel ook naar de mening van de Alk-
maarse burgemeesterszoon en baljuw van de Nieuwburg
of Nijenburg bij Alkmaar, mr. Jacob Coren van der Mieden.
Van der Mieden was een ongemakkelijk heerschap, die
het vaak met een van de dorpsregenten in zijn baljuw
schap aan de stok had en daardoor na de dood van zijn
vader in 1739 gepasseerd werd als lid van de Alkmaarse
vroedschap. Misschien moest hij zijn agressie daarover
op de 'astrante' Jan Harge afreageren?
De spanningen in familie Muller, waar Marytie en haar
gezin de dupe van werden, waren al jaren aanwezig.
Theunis Muller was een halfbroer van Pieter Muller en bo
vendien véél jonger. In feite was hij nauwelijks ouder dan
Marytie en haar man. Theunis Muller was van mening dat
diverse baantjes van zijn broer Pieter, hém toekwamen en
niet diens schoonzoon Jan Harge. De kinderen van Pie
ter daarentegen waren van mening dat de oude moeder
van Theunis, de tweede vrouw van Pieters vader, Theunis
bevoordeelde. Zij wilden dan ook dat de nog aanwezige
roerende goederen in haar woning onder hen allen gelij
kelijk werden verdeeld. Daar voelde Theunis weer niets
voor en zo waren de spanningen tenslotte hoog opgelo
pen. Omdat in het kleine zeedorp de meesten wel op een
of andere manier familie van elkaar waren, bemoeide ook
iedereen zich ermee.
Zoals zo vaak kwamen de spanningen tot ontlading tij
dens de kermis, en wel op 3 februari 1740. In de herberg
van Theunis werd gedanst onder begeleiding van een
vedelaar (vioolspeler), zonder dat daartoe vergunning
gevraagd was. Toen de schout, Jan Harge, de herberg
betrad, wilde Theunis Muller "het schuim op de mond en
lippen als een rasende hond" hem dat beletten en er ont
stond een enorme vechtpartij. Niet lang hierna besloot
Jan Harge als baljuw/schout/houtvester te bedanken,
maar hij bleef secretaris/rentmeester en de spanningen
verminderden niet. Integendeel, met name de op het
secretarisambt beluste Theunis Muller, daarin gesteund
door mr. Jacob Coren van der Mieden, wilde graag dat
Harge en de zijnen helemaal verdwenen.
Een aanleiding was snel gevonden. Harge zou nalatig
zijn bij de aflossing van leenschuld aan de armenad-
ministratie. Hij werd in mei 1740 "ten rechtdage gedag
vaard" maar weigerde te verschijnen. Besloten werd de
goederen ten huize van Harge te inventariseren. Toen de
nieuwbenoemde schout Maarten Mooy, twee schepenen
en de gerechtsbode bij Harge's huis kwamen - "...soo
was secretaris Harge na(ar) het seggen van de vrouw
naar de Keeten, en na(ar) het seggen van de zoon na(ar)
Den Helder... de vrouw (Marytie) verklaarde dat sy geen
goederen hadden... en voegde daarbij met een lachende
tronie: wij hebben geen goed, maar wel een partij kinde
ren en die kunt ge krijgen..."
Men besloot vervolgens Harge te arresteren, maar hij was
niet thuis. Na lang zoeken vond men hem uiteindelijk in
een bosje achter het huis... "In een verborgen hol, met
bladen en boomen bedekt." Harge werd naar het "reg-
thuys" gebracht. Daar zei hij dat de procedures onwettig
waren, maar koos tenslotte eieren voor zijn geld, liet een
zwager geld halen (f 618,-) en betaalde.
Vervolgens wilde hij echter niet weggaan zonder "schrif
telijke acte van ontslagh" uit deze rechtsvervolging. Dat
weigerde de schout en zo bleef Harge, terwijl iedereen
naar huis ging, 's nachts in het rechthuis en hield zich
daar op "met zingen, met jenever drinken, dan met ee-
ten en dan weder met slapen, wordende in deze vrijwil-
lighe ballinghschap bij beurtwisseling door syn vrouw,
swagers... geselschap gehouden... terwijl hij in alles de
contenance houdt als een mensch wiens molentje door
den wind geloopen is. Veel menschen uit de Zijp, van
de Helder en Petten koomen uyt nieuwsgierigheyt in 't
Ooch..." aldus Jacob Coren van der Mieden. Pas na een
paar dagen is Harge op "Sondaghmorgen onder de pre
dicate met bed en bulster van het reghthuys afgetrocken
en in sijn woninge wedergekeert."
Van der Mieden slaagt erin Harge óók te ontslaan als se
cretaris en rentmeester, maar is daarmee nog niet tevre
den. Als Harge zich in de trekschuit naar Hoorn, bij de Zes
Wielen (Alkmaar-Noord) binnen het rechtsgebiede van
Van der Mieden bevindt, wordt hij op 6 december 1740
gearresteerd op beschuldiging van vexatie (afpersing) en
"in de boeien geklonken, op een onmenselijke wijze be
handeld, opgesloten in een donker hok..."
"Zoveel schelmstukken had hij bedreven" staat in de for
mele aanklacht, "dat het getal daarvan ontelbaar gewor
den soude sijn." Een aanklacht, die later onjuist zou blij
ken. Intussen was Marytie in november al "uyt het Oogh
naar de Keeten" vertrokken naar het vroegere huis van