Last van persing Hakken en zagen Gort en grauwe erwten Walvisstaart eten Kabeltouw breekt De Frankendaal heeft ook wat last van persing en op 4 september meldt Mooy dat ze heel erg bang worden, om dat ze "nog zo gevaarlijk niet gelegen hebben'.'Op 10 sep tember zien ze het andere Engelse schip met de mast op het ijs liggen en men verwacht dat dit lot ook de andere drie schepen zal treffen. Op 11 september ondervindt de Frankendaal sterke druk van het ijs. De bemanning van de vergane Walvischjager bivakkeert op het ijs in van zeilen gemaakte tenten en de bemanning van de Frankendaal zet de voorraad levens middelen ook op het ijs, omdat men rekening houdt met de mogelijkheid dat de Frankendaal eveneens door de druk van het ijs zal worden vernield. Op 15 september houden de op het ijs kamperende man nen het daar echter niet meer uit en wordt ook deze be manning over de overgebleven drie schepen verdeeld. Op de Frankendaal heeft men nu 74 mensen te voeden, en er is nog steeds geen gebrek aan voedsel. De Frankendaal wordt door de druk van het ijs een voet hoog opgetild, maar gelukkig neemt de druk later af. Op 23 september ziet men in het noorden een sloot water en men gaat aan het hakken en zagen in het ijs om die sloot te kunnen bereiken. Tevergeefs: de volgende dag is alles weer dichtgevroren. Deze datum is ook het begin van de herfst, dus de dagen zullen nu snel korter worden. Als het op 25 september hard begint te stormen, brengt men de voorraad proviand toch maar weer aan boord, omdat men bang is dat de voorraad door de harde wind in het water terecht zal komen. Af en toe is er deining op zee, waardoor er scheuren in het ijs komen, maar bij de Frankendaal wil het ijs niet breken. Op 30 september neemt commandeur Weatherhead aan boord van 'De geheime raad van Goehler' het commando over, omdat commandeur Jaspers ernstig ziek is. Er zijn op dit schip al negen mannen overleden en er zijn veel zieken. Jaspers biedt Weatherhead een premie van 200 pond sterling als hij het schip in Altona brengt. Op 6 oktober laat Jaspers bij Mooy om voedsel vragen. Mooy vindt dat hij niet kan weigeren, maar overlegt toch eerst met zijn bemanning, die de beslissing echter aan hun commandeur overlaat. Mooy geeft gort en grauwe erwten aan de bemanning van het Deense schip. Op 15 oktober sterft de ondertimmerman, Hendrik Stoop man, aan borsttering. Omdat Mooy niet weet hoe lang de 'bezetting' nog zal duren, besluit hij iets op het eten te be zuinigen, echter in zo geringe mate dat men er nauwelijks iets van merkt. Op 25 oktober doet zich een emotionele gebeurtenis voor. Een aantal Engelsen wil met sloepen over het ijs naar IJsland vluchten. Mooy geeft hun twee ton vis en een halve ton brood mee, omdat het een zware en riskante tocht zal worden. Mooy geeft ook twee brieven mee, een aan de reder en een aan zijn vrouw en kinde ren. In de brief aan de reder vertelt hij wat er is gebeurd en hij vraagt aan de reder of hij zich om de vrouw en kinderen van Mooy wil bekommeren als hij niet meer thuis zou komen. De brief aan zijn familie schrijft Mooy huilend; hij leest de brief aan zijn drie zonen voor en laat hen de brief ook ondertekenen. Commandeur William Allen ver trekt met tweeëndertig man en twee sloepen. Op 26 oktober kunnen de achterblijvers de sloepen nog zien en Mooy constateert dat een van zijn mannen ge deserteerd is en met de Engelsen is meegegaan, "...'t geen zeker met myn weten niet zou zyn geschiedt" wat wel duidelijk maakt dat Mooy niet veel vertrouwen in de onderneming heeft. 's Middags overlijdt Flans Christiaan Jaspers; op het Deense schip zijn nu al zestien doden te betreuren en op het Zweedse acht doden en er zijn veel bemanningsleden ziek. Op de Frankendaal blijft men redelijk gezond, maar op 31 oktober vindt Mooy het nodig om zijn volk walvis staart te eten te geven, omdat zich toch enkele gevallen van scheurbuik voordoen. Een Engelse matroos overlijdt op 2 november, hij wordt door de Engelsen over boord ge zet. Op 3 november komen de mannen die met de sloe pen over het ijs gevlucht waren, terug en Mooy laat hen vol mededogen in het hart op zijn schip slapen, omdat ze op de andere schepen niet welkom zijn. De volgende dag vragen de andere schepen om voedsel en Mooy staat dat toe op voorwaarde dat ieder schip weer het eigen volk op neemt en zo keert ieder weer naar het eigen schip terug. Op 11 november constateert Mooy tevreden dat veel De nen en Zweden gezond zijn geworden door het eten van walvisstaart, kaakbeen en vellen. Mooy is daar wel ver baasd over; hoewel hij met de Groenlandse visserij groot gebracht is, heeft hij dit nog nooit gezien. Op 13 novem ber breekt door de strenge vorst een kabeltouw. Op 24 november vraagt commandeur Klaassen om brood; Mooy overlegt met zijn bemanning en men besluit pas brood te willen geven als men open zee ziet. Er ont staat in die dagen veel deining op zee en het ijs begint te scheuren. Af en toe kan er gezeild worden, men ziet "mooie watertjes'.' Op 27 november breekt de roerpen van de Frankendaal, men repareert de roerpen direct, maar het roer blijft wat "slap'.' Door de zware zee stoten er veel ijsschotsen te gen de Frankendaal, die daardoor lek slaat, maar om on geveer vier uur bereiken ze open zee. "Onbeschryflyk is de hartelyke Juichtaal die wy allen bij het passeeren van de laatste Schots, den Almachtigen toeriepen." Later zal Mooy aan zijn vrouw schrijven dat hij en zijn zonen elkaar zoenden toen ze uit het ijs waren. Na maanden van uit zichtloos wachten, hopen en wanhopen zijn ze op open water.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 2013 | | pagina 9