1230. BEGAAFT MET 'T HOOGHSTE REGHT, DOOR
FLORIS, HOLLANDS GRAAF, AFKOMSTIGH UYT
'T GESLAGHT, SOO EDEL, OUD, ALS BRAAFF,
DER BREDERODENS DIE, VOORHEEN VRY
HEEREN WAREN.
Hier wordt dus bedoeld, dat een Heer van Brederode in
1230 voor het eerst de vrije Heerlijkheid 't Ooghe ver
kreeg van "Floris, Hollands Graaf.' Die Graaf moet dan
wel Floris IV geweest zijn, die in 1222 zijn vader Willem II
opvolgde en in 1234 in een steekspel om het leven kwam.
Dit kan juist zijn want het geslacht der Brederodes wordt
voor het eerst genoemd in het begin der 13e eeuw. Zij zijn
zeker Heren van Callantsoog geweest van 1328 tot 1568,
toen Hendrik van Brederode (een der bekendste edelen
uit het eerste tijdperk der Tachtigjarige Oorlog) kinderloos
overleed en Callantsoog vermaakte aan Hendrik, Graaf
van Schouwenburg. Deze stierf in 1607 en liet de heer
lijkheid na aan zijn zoon Joost Herman. Deze verkocht
de bezitting in 1611 met toestemming van Amelia, Gravin
van Nieuwenaar (als weduwe en vruchtgebruikster der
goederen van haar eerste man Hendrik van Brederode)
aan David Colterman, Philips Doubleth, Johan Colter
man en Albert de Veer, die op 14 januari 1611 elk voor
een vierde deel met het goed "int Ooch" werden beleend.
Deze bezitting werd toen omschreven als "de heerlijkheid
van Calantsoge mit haren toebehoren, met hooge, mid
delbare en lage jurisdictie, gronden, landen, aanwassen,
tienden, pachten, erfpachten, wateren, molens, vissche-
rijen, duynwaranden, stranden, zeegevonden, en verdere
appendentiën ende dependentiën derzelver."
Tienden (tiendrecht: het zakelijk recht om van het tiend-
plichtig gewas van land, dat bij een ander in gebruik was,
een evenredige hoeveelheid - meestal 1/10 - te heffen)
kwamen ook in deze heerlijkheid voor. Dit toont ons een
verpachting van tienden op 16 juli 1611 ten huize van de
schout Jan Maertensz. Vedder: 'Van het koorn aan de
westzijde en oostzijde van de Heerenweg, op Abbestede,
in het Kiefteglop en Hasecamer en in de Goeree, en de
vlastienden en van ander zaad in de gehele Jurisdictie"
(rechtsgebied).
De bezittingen gingen vervolgens op de nakomelingen
van deze kopers regelmatig over. Zo is Susanna Doubleth,
gehuwd met Jacob Coren van der Mieden - de schenkers
dus van het wandbord - een van deze verwanten. Zij ver
kreeg haar deel in 1732 en stierf in 1783. Zij, die in 1876
nog eigenaren waren, verkochten hun gezamenlijk bezit
op 15 november van dat jaar in publieke veiling aan Marie
Prosper Theodore Prévinaire. Deze overleed 15 januari
1900 en liet het bezit na aan zijn drie dochters Elisabeth
Aldegonden, gehuwd met Baron Goethals; Marie Henriet-
te, gehuwd met mr. A.A. Del Court tot Krimpen, en Euge
nie, gehuwd met jhr. Charles van de Poll. Bij het noemen
van deze namen denken wij aan het Zwanenwater en de
duinen er om heen. Uit de kaart van Douw, vervaardigd
tussen 1670 en 1675, blijkt dat bij Petten en Callantsoog
een breed vlak strand is getekend met daarlangs slechts
enkele duinen, zodat de latere duinvorming tussen Petten
en Callantsoog vermoedelijk in het laatst der 17e eeuw
is aangevangen, waarvoor mogelijkheden waren gescha
pen door aanleg van en latere aanstuiving tegen de Zij-
perdijk en Zuidschinkelijk. Meer zuidwaarts ontstond de
nieuwe duinvorming en daartussen is in de loop der 18e
eeuw het Zwanenwater ontstaan.
Bezuiden het dorp en bezuidwesten de Zuidschinkel be
zaten de Heren van Callantsoog in 1714 - zo berichtten
schepenen en heemraden - "een considerabele partij
duinen en aanvallen" waarin zich steeds konijnen hebben
opgehouden en waarin men in 1700 nog meer konijnen
had geplant. Klachten van 19 inwoners over de schade,
die zij door de vele konijnen aan hun land en gewassen
-v-tvfv
Z.-~-
*0,
•vVWvwi. Yryy-'Y- y>_
39