JL n t L-Oï- Eiland Callantsoog Dit eiland toonde lange tijd grote overeenkomst met het eiland Huisdui nen. Ook dit Waddenei land (6,5 bij 12 kilometer) was aan de noord-, west en zuidzijde door duinen omgeven, het 'tussen- land' bestond uit polder- tjes. In de loop der tijden werd ook hier niet alleen het westelijk duingebied ernstig aangetast, maar eveneens het duin aan de noordzijde doordat het Heersdiep zich naar het zuiden verplaatste (van paal 4 tot paal 9). Deze verplaatsing had nogal eens problemen opgele verd, omdat het Heers- diep de grensscheiding was tussen Huisduinen en Callantsoog en dus tussengebied van de he ren van Egmond en de heren van Brederode. Hoewel het Heersdiep nog in 1475 genoemd werd als ligplaats voor Zeeuwse en Vlaamse vishaaldersschepen die daerin lagen als in een have' was in 1505 nog slechts sprake van 'de Zijpe' geul), geheten die Zijp van 't Heersdiep en schreef Michiel Ruyse, procureur van Brederode in 1526 dat de diepte bij laagwater nog slechts één voet bedraagt. Aan de zuidzijde van het eiland lag een brede wadvlakte die naar het zuiden afhelde naar 't zeegat de Zijpe. De meest opvallende duincomplexen daar waren het Groot en Klein Ketelduin. Volgens de 16e-eeuwse stuurlieden- boeken vielen ze de zeeman op als een wit, opgestoven duincomplex: ketelduyn is een witte spleten duyn (Jan Jacobs 1541). Naarmate het eiland aan de noordwestzijde meer en meer werd afgebroken, probeerden de eilandbewoners aan de zuidoostzijde gronden te bedijken. Eerst het zo genaamde oude land, later de oorspronkelijk buitendijk se gronden (Leyen). Nog later, maar voor de 15e eeuw, de Zandepolder (die Sanden), Callens en Vennekoog. Het eiland Callantsoog, naar Jan van Scorel, 1553 De kustafslag aan de west- en noordzijde was zó hevig dat tenslotte het gehele Oude land, alsook een deel van de Leye in zee verdween. Resten van het dijkje dat destijds aan de oostzijde van het Oude land was aangelegd zijn enkele tientallen jaren geleden op het strand bij Groote Keeten, even ten noor den van paal 10, gevonden. Uit deze noordelijke vondst blijkt ook weer, dat het voor malige eiland zich in oostelijke en in zuidelijke richting had verplaatst.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 2012 | | pagina 21