Lammie de Ruiter
In de zomer van 1969 maakte ik kennis met Callantsoog. Een beetje stormachtige kennismaking
was het. Hier het verslag.
Met vier meiden mochten we kamperen in de tent van de
ouders van één van ons. We werden gebracht met een
busje, waarin onze tweede woning voor twee weken,
kleding en fietsen waren gestouwd.
Op de camping 'Klein Begin' konden we op het jeugd-
deel onze tent opzetten. Naast ons een tentje (veel min
der luxe dan die van ons) met drie jongens. Alle zeven
hadden we vaste verkering, dus er kon niks mis gaan.
We hadden prachtig weer en lagen daarom regelmatig
op het strand. Voor de afwisseling fietsten we een deel
van de Noordkop rond. Den Helder en Schagen wa
ren geliefde doelen, 's Avonds kookten we om beurten,
meestal voor zeven personen. Het corvee voor de afwas
was ook volgens een strak schema opgesteld.
Storm in de kop
Op een dag waren we allemaal erg druk. We hadden,
leek het wel, de storm in de kop. Nou was het ook win
derig en eigenlijk wel koud na de warme zonnige dagen,
maar we wilden toch naar het strand. Pootjebaden moest
toch wel mogelijk zijn met dit weer. Nadat de eerste golf
tot boven ons middel was gekomen, waren we niet meer
te houden. Pootjebaden werd zwemmen met de kleren
aan. We gingen steeds verder de zee in en beklommen
gezamenlijk een strandpaal.
Toen de lol eraf was, hadden we wel erge honger gekre
gen. We besloten 'uit eten' te gaan. Dat werd, gezien ons
geringe budget, een patatje mét in de snackbar. Dat we
kletsnat waren mocht de pret niet drukken. We genoten
van ons koningsmaal.
Foto's: collectie Lammie de Ruiter
Jullie tent is weggewaaid!
Plotseling kwam één van de jongens, buren van de cam
ping, naar binnen gerend en riep: "Jullie moeten direct
meekomen, jullie tent is weggewaaid!"
In looppas naar de camping; het was nog een heel eind
met natte kleren en de buik vol patat! Aangekomen op de
camping vonden we onze tent terug: op een heel andere
plaats dan waar we hem hadden achtergelaten.
De campinggasten hadden hem, om alles niet helemaal
in de lucht te zien verdwijnen, verzwaard met gasfles
sen en andere gewichtige spullen. De bibliotheekboe
ken dreven in de geultjes, de kleren waren allemaal in
een slaapzak gestopt. Prima plan, alleen hadden we 's
middags bosbessenjam op brood gehad. Het overschot
daarvan - want niet goed afgesloten - zat nu op al onze
kleren.
Einde vakantie
Het was al redelijk ver in de middag en dus was het niet
mogelijk om opgehaald te worden. De vader met het
busje kon onmogelijk nog meer dan 200 kilometer rijden
én weer terug, zodat we ergens onderdak moesten vin
den. Dat lukte, we mochten de nacht doorbrengen in één
van de caravans die de windhoos wel had doorstaan.
De hele nacht probeerden we onze kleren te drogen in
die kleine caravan. We hadden geen droge draad meer
aan ons lijf (vanwege onze zwempartij), de rest was óf
natgeregend, óf roodgekleurd. Van slapen kwam dus
niet veel die nacht. De volgende ochtend was het einde
van onze vakantie (bijna een week te vroeg) aangebro
ken. Vader-met-busje stond al vroeg klaar om ons weer
thuis te brengen.
Dat we niets van de windhoos hebben gemerkt, behalve
'de storm in de kop' is niet zo verwonderlijk. De schade
was slechts in een smalle streep, aan de noordkant van
Callantsoog, aangericht. De rest van het dorp heeft er
weinig tot niets van gemerkt!
47