Voorloper, drager, (éidl3) Tini Schaap-Kossen (66) Van het één kwam het ander Koffiedame-test Gehuld in mantelpak en hakkies Dymph Molenaar Ook bij Uitvaartvereniging Callantsoog was (en is) één van de belangrijkste onderdelen de verzorging van een overledene. Bijzonder werk, uitgevoerd door een mannelijke of vrouwelijke aflegger. Bij het afleggen was het de taak ervoor te zorgen dat een gestorven persoon er netjes uitzag. Deze verzorging is na zeventig jaar bijna niet veranderd. Vanaf januari 1983 tot 1993 'zat' Tini in het uitvaartwerk. Eerst als aflegster en in maart 1989 werd ze ook uitvaartverzorgster. Tini: "Luc Rezelman, ook werkzaam voor de uitvaartver eniging, en ik bemanden vaak samen de ambulance. Op een keer na afloop van een ritje vroeg hij of ik nog even tijd had om hem te helpen, want hij moest een overlede ne verzorgen. Hij had niemand en kon wel wat assisten tie gebruiken. Nou, ik mee, al zag ik er wel wat tegenop. Maar het ging me goed af en Luc vroeg of ik het wilde blijven doen, naast het ambulancewerk. Hij leerde mij van alles over het afleggen zodat ik goed van start ging." "Op een gegeven moment moest ik op sollicitatiebezoek bij het uitvaartbestuur, aan de Dorpsweg bij Aad Provily (penningmeester) thuis. Klaas Baken (voorloper) stelde vragen over de verzorging van een overledene. Het was gauw bekeken, toen ik de handelingen wist te vertel len. Het was prima, ik mocht dit werk nu officieel doen. Tien jaar maakte ik vol en vond het een hele dankbare taak. Het was het laatste wat je voor iemand kon doen. Ik werkte aanvankelijk samen met Luc Rezelman. Daar na met Wil Schot uit Schagen en later met Dirk Hou- ter uit Dirkshorn. Het was heel leuk om eens met een vrouw samen te werken. Wil Schot en ik kwamen soms wel mannelijke spierkracht tekort. Dan werd ter assis tentie een drager gebeld voor het tilwerk. Ik kon mer ken dat de mensen in Callantsoog het fijn vonden een 'dorps' gezicht te zien. Vooral in de periode dat ik met Houter samenwerkte, die tamelijk onbekend was in het dorp. We gingen samen naar de familie als er iemand gestorven was. Hij voerde als uitvaartverzorger het ge sprek en ik hield me bezig met de overledene. Na ver loop van tijd mocht ik bij de gesprekken aanwezig zijn. Ik dacht: 'Waar is dat voor nodig?' Later kwam de aap uit de mouw: hij wilde op vakantie en vroeg of ik als invaller zijn taken over kon nemen. 'Ik weet niet of ik dat wel durf, hoor.' Houter bracht me lesboeken, het was een hele cursus. Dat moest ik allemaal maar eens goed doorle zen. En daarbij ook nog wat richtlijnen. En dan komt het wel goed. Ik dacht: Ach nou ja, er zal wel niks gebeu ren.' Maar wel hoor. Op de verjaardag van echtgenoot Siem had ik het huis vol visite. En daar ging de pieper! Ik meteen weg. Alles verliep heel goed. Naderhand ging Houter ook mee naar die familie en informeerde of ik het een beetje goed had gedaan. 'Ja hoor, ze kan het zo van je overnemen,' was het antwoord. Wat later was er weer iemand gestorven. Dus Houter op bezoek. 'Nee, ik wil dat Tini Schaap de uitvaart doet,' was de reactie van mevrouw. Ze had gehoord dat ik het een keer eerder en naar wens gedaan had. Zo ben ik er verder ingegroeid. Ik vond het mooi en afwisselend werk. Soms had ik een grote uitvaart met heel veel belangstellenden. Maar het is ook gebeurd, dat ik slechts met één nabestaande in het crematorium was. Het is zelfs een keer voorgekomen dat alleen ik er met de overledene was. Niemand die om je rouwde, dat vond ik toch wel erg triest. Bij een andere gelegenheid heb ik de dienst helemaal in het Duits moe ten doen." "In 1987 was er de opening van het vernieuwde uitvaart centrum. Janny Provily en ik hadden de boel schoonge maakt. We waren ook 'voor de koffie'. Het hele bestuur kwam op de openingsavond en wij verzorgden dus het koffiegebeuren. Ik trilde als een riet, dat werd helemaal niks. We verdeelden het: ik bleef in het keukentje en zet te steeds verse koffie en Janny ging met het blad met kopjes rond. 'Wel helemaal vol tappen, hoor' zei ze. Met de gedachte aan trillende handen en overgutsende kof fie, schonk ik nogal zuinige bakkies. Nee, dat gedoe trok me niet. Het werk van uitvaartverzorger lag me stukken beter." "Toen ik uitvaartverzorger werd, moest ik dag en nacht bereikbaar zijn. Ik droeg in het begin mijn eigen kleren. Daarna verzocht het bestuur me om 'dienstkleding' te gaan dragen: een keurig mantelpak en schoenen met hakjes. Er waren bestuurders aanwezig bij het passen en de aanschaf! Ik was anders helemaal geen mens voor mantelpak en hakkies en voelde me er nogal on gemakkelijk in. Kramp in m'n benen kreeg ik na een dag lopen op die schoenen. Op een keer in de winter, het sneeuwde, gingen we met vrienden naar de RAI in Am sterdam. We hadden de auto geparkeerd, zouden net 50

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 2011 | | pagina 10