Ondergang t/nn de^Johzuv Maurits van Nassau/
Jan T. Bremer.
"De oorlog gaat met pensioen, althans de ooggetuigen uit '40-45 zijn hoogbejaard. Als die er niet
meer zijn, wat gaat er dan gebeuren met al het materiaal dat is verzameld over deze misschien
wel meest ingrijpende gebeurtenis van de twintigste eeuw?" Zo schreef Riemer Knoop voor het
ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Dat heeft daarom van 2007 tot 2009 het pro
gramma 'Erfgoed van de Oorlog' uitgevoerd. Hiervoor waren aanzienlijke subsidies beschikbaar,
maar de aanvraagprocedure en eisen waren navenant. De Historische Vereniging Callantsoog be
sloot daarom op eigen kracht, maar in samenwerking met het 4 Mei Comité, aan dit programma
mee te werken. Dit gebeurt door met toestemming van alle betrokkenen bij de komende herdenking
een plaquette te plaatsen bij de kerk, die de ondergang van Hr. Ms. Kanonneerboot Johan Maurits
van Nassau, op 14 mei 1940 voor de kust van Callantsoog, ook hier in herinnering houdt. In de
eerste nummers van De Clock heeft de heer C.W.J. Schaap al uitgebreid over de ondergang van dit
schip gepubliceerd. Jan Bremer, die in de meidagen van '40 vlak bij de marinehaven in Den Helder
woonde, heeft nu voor ons dit artikel geschreven met zijn persoonlijke indrukken en de (voor ons)
soms wonderlijke reacties van de betrokkenen.
Dries Blokker
Jan T. Bremer:
Bijna acht jaar was ik toen de oorlog begon
en als ik m'n ogen sluit zie ik vliegkamp De
Kooy nog branden. Ik hoor het angstaanjagen
de janken van de luchtalarmsirenes, ik zie de
vijandelijke vliegtuigen komen: kleine, zwar
te kraaien, duikend, zwaaiend, gevolgd door
enorm gedreun en het zware blaffen van het
afweergeschut van de marineschepen voor
ons huis. We woonden aan de haven het Nieu-
wediep, dat toen overigens de Buitenhaven ge
noemd werd.
Vóór ons huis lagen mijnenvegers als de Pieter
Florisz en de Abraham van der Hulst, de torpe
doboot G13 en de Jan van Gelder en nog diver
se sleepboten en hulpschepen. Ook de torpe-
dobootjager Van Galen, zojuist teruggekeerd
uit Nederlands-Indië, lag daar nog op die be
faamde 10e mei 1940. Maar in de loop van de
dag werd dit schip naar Rotterdam gezonden
voor het uitvoeren van artilleriebeschietin
gen. Achter ons huis, aan de Binnenhaven, lag
nog een tiental binnenvaartscheepjes volge
stouwd met munitie. Drijvende munitievoor-
raden opgetast in bewoonde binnenvaart
schepen. Je moet er toch niet aan denken wat
er gebeurd zou zijn als daar een brandbom of
brisantgranaat op terecht was gekomen zou
zijn. Maar wij kinderen dachten nergens aan,
we keken onze ogen uit.
Zo druk was het nog nooit geweest aan de ha
ven. Het was een komen en gaan van mensen,
zowel burgers als marinemensen. Vrouwen
en kinderen die erbarmelijk huilend afscheid
namen van hun man en vader die aan boord
moest van een schip dat wellicht naar Enge
land zou uitwijken. Bij onze buren zat een
voor ons wildvreemde jonge vrouw met een
baby, totaal overstuur. Haar man was naar zee.
"Ilc zie 'm nooit meer terug," huilde ze, "nooit
meer." Dat herhaalde ze eindeloos snikkend.
Wij kinderen stonden erbij en keken ernaar,
begrepen er niets van. Het was overigens vol
strekt onduidelijk waar de onderscheiden ma
rineschepen heen gestuurd werden. Het was
een komen en gaan van schepen.
Zo kwam de kanonneerboot Johan Maurits
van Nassau pas in de loop van de morgen van
maandag 13 mei, de Tweede Pinksterdag, van
uit Vlissingen via Rotterdam op de rede van
Den Helder aan. Ongeveer tegelijkertijd arri
veerde ook het Britse oorlogsschip Valorous.
Beide schepen werden de Texelstroom inge
stuurd richting Dove Balg, om, zoals dat heet
te, 'vuursteun' te geven aan Kornwerder Zand
aan de Kop van de Afsluitdijk teneinde de over
de dijk oprukkende Duitsers tegen te houden,
hetgeen uiteindelijk gelukt is.
Tegelijkertijd vertrok de mijnenlegger Wil
lem van der Zaan uit de Buitenhaven richting
Engeland. Maar de grote uittocht van mari
neschepen vond toch pas de dag erna plaats,
toen duidelijk werd dat ons land zou moeten
capituleren. In de loop van de middag van die
14e mei, om precies te zijn om 15.46 uur, ont
ving de commandant van de Stelling Den Hel
der het volgende telexbericht van de Chef van
de Marinestaf: 'Havens versperren, verrichtin-
-4.-