Witte kwikstaart (Motacilla balba) dat jachtopziener Van Honschooten met zijn jarenlange bestrijdingscampagnes niet voor elkaar had gekregen: de zilvermeeuw verdween vrijwel geheel uit het westelijk duingebied. En zo wist de Duitse Wehrmacht wel meer ornithologische wapenfeiten op haar naam te brengen. Op 12 april 1943 plunderde een horde Kaulcasische krijgsgevangenen(1) de lepe laarkolonie op het 'Pilareneiland'.(2) Vrijwel alle 170 nesten werden leeggeroofd maar wonder lijk genoeg vestigden de vogels zich eind april op het 'Bokkeneiland' waar begin mei zelfs 283 nesten lagen welke verder niet werden verstoord. Een jaar later, op 19 mei 1944, maakt Strijbos melding van een grote kolonie van 194 nesten en een kleine van 26 nesten. Tevens vermeldt hij dan in een artikel in Ardea dat hij dat jaar in het Zwanenwater 3 nesten van de bruine kie kendief "verzamelde" (Ardea 34:344). Hoe hij dat in een tot Sperrgebiet en onneem bare vesting omgetoverd Zwanenwater voor elkaar heeft gekregen vermeldt het artikel helaas niet. In 1945 waren er volgens Strijbos begin april slechts 73 lepelaarnesten. Tot eind mei zou dit aantal echter blijven oplopen t.g.v. de 'Russenopstand' op Texel (1) en de daaruit voortkomende verstoring van de lepelaarkolo nie in 'De Muy'. Veel van de daar aanwezige vogels namen toen de wijk naar het Zwanen water waar ze overigens niet beter af waren omdat de nesten door de nog steeds aanwe zige Kaulcasische krijgsgevangenen weer wer den uitgehaald. En met deze laatste culinaire uitspatting (Russisch ei) kwam er tevens een einde aan de oorlogsomstandigheden in het Zwanenwater. En Strijbos? Die hield het Zwanenwater na de oorlog wel zo'n beetje voor gezien en spreid de zijn vleugels verder uit. Aan boord van de 'Willem Barendsz' vertrok hij met de eerste naoorlogse walvisexpeditie naar de Zuidelijke IJszee (1946-1947) om hierna zo'n beetje over de rest van de wereld rond te zwerven. Toch kwam hij er nog wel eens maar veel waarne mingen vermeldt hij dan niet meer. In De Pie per van oktober 1971 treffen we in de rubriek 'Waarnemingen' nog het volgende aan: "24 april 1971, Zwanenwater, Ooievaar 1 ex over vliegend. Waarnemers: H. Touwen, W. Wories en J.P. Strijbos". Hij was toen inmiddels tachtig jaar oud. In 1973 publiceerde hij dan nog een artikel over het Zwanenwater in Natuurbehoud, het blad van de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten. En ook nadien bleef hij er komen. Weliswaar begon de leeftijd parten te spelen en zodoende haalde beheerder Wim Klomp hem dan thuis op. Vervolgens deden beide heren gezamenlijk 'een rondje' door het terrein. Van de leant van Strijbos ging zo'n rondje overigens wel met de nodige godslaste ringen gepaard. Hij kon zich dan schijnbaar erg opwinden over al datgeen wat gedurende zijn leven in het Zwanenwater verdwenen en veelal voorgoed verleden tijd was geworden. IV Wellicht dat de term krijgsgevangenen hier niet geheel op zijn plaats is. Met name in de eerste maanden van de Duitse inval in Rusland (Ope ratie Barbarossa, 22 juni 1941) werden er door het Duitse leger veel Russische krijgsgevangenen gemaakt. Deze krijgsgevangenen konden kiezen tussen een vrijwel zekere dood in een krijgsge vangenkamp of meevechten aan Duitse zijde. Tot dit laatste bleken velen uit lijfsbehoud be reid en op grond hiervan stelde het Duitse le ger zogenaamde etnische bataljons samen. Het bekendste is het bataljon Georgiërs welke op 6 april 1945 op Texel tegen de Duitsers in opstand kwam. Een ander bataljon was het Kaukasische welke onder leiding van Duitse officieren o.a. de bun kercomplexen in het Zwanenwater bezette. Op grond van hun etnische voorkomen stonden deze Kaukasiërs bij de plaatselijke bevolking bekend als 'Mongolen'. Tot daadwerkelijk meevechten aan Duitse zijde is het overigens nooit gekomen. Daartoe werden deze bataljons door het Duitse leger toch als te onbetrouwbaar geacht. Na te rugkeer in Rusland verdwenen deze soldaten op grond van collaboratie met de vijand direct naar de Goelag Archipel om daar alsnog een ze kere dood tegemoet te gaan. (2) Waar we dit 'Pilareneiland' moeten zoeken is volstrekt onduidelijk. Het is de enige keer dat ik -79.- YT

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 2009 | | pagina 19