Qe^im^eid vwUdm
Dan van Lunsen
Een historische reeks over vogelaars en vogels in het Zwanenwater
Deel 4b - J. P. Strijbos, periode 1930-1945
Het eerste oorlogsjaar begint opmerkelijk rustig. In het Kieftenglop (in de uiterste noordwesthoek
van het Zwanenwater) wordt, in het kader van de algehele mobilisatie de 2e Compagnie van het 45e
Regiment Infanterie gelegerd. Tussen de beide meren nemen zij over de totale breedte van het ter
rein (vanaf de zeereep tot aan de huidige Westerduinweg) stellingen in. Het 'Uitkijkduin' fungeert
hierbij als een soort van Grebbeberg. Op 14 mei, de dag van de Nederlandse capitulatie, vertrekken
ze weer zonder dat er ook maar een schot gelost is. De wulpen hebben er schijnbaar weinig last van
gehad want Strijbos telt dat jaar 30 broedpaar. Voor de rest van 1940 blijft het stil en valt er van
het Zwanenwaterfront verder niets te melden.
Hoe anders verloopt 1941. Op de avond van
15 januari wordt boven de Uitlandsepolder
een Engelse bommenwerper door een Duitse
nachtjager neergeschoten. Het vliegtuig ex
plodeert in de lucht en komt over een grote
oppervlakte verspreid in het Zwanenwater te
recht. De voltallige bemanning laat hierbij het
leven. In de nacht van 13 op 14 juli is het weer
raak. Een vliegtuig van de RAF werpt vier bom
men af op een zoeklicht nabij het duin 'De
Seinpost' in Callantsoog. De bommen missen
hun doel en twee slaan er in op een duintop
van het Zwanenwater aan de Zuid Schinkel-
Korhoen
dijk vlak naast de Hazekamer. Een paar enor
me kraters is het gevolg en in de woning van
jachtopziener Van Honschooten vliegen door
de explosies alle ruiten uit de sponningen. Die
zelfde Van Honschooten kan in het voorjaar
van 1941 zijn ogen nauwelijks geloven als hij
tot diverse keren toe korhoenders in het Zwa
nenwater ziet.
Hij meldt dit dan ook aan Strijbos en deze
komt er al snel achter dat er zich dat voor
jaar een opmerkelijke influx van korhoenders
in de Noord-Hollandse duinen voordoet. Zo
worden zij o.a. waargenomen in de duinen
van Noordwijkerhout, de duinen nabij Zand-
voort, de Kennemerduinen en de duinen van
Schoorl en Bergen. Bij Bergen aan Zee zelfs
twaalf waarvan er zes worden geschoten. In de
Levende Natuur van 1 januari 1942 schrijft hij
hierover een kort artikel. Hij suggereert dan
dat enorme veenbranden in Drenthe de vo
gels uit het oosten van het land hebben doen
vluchten. Waarschijnlijker is echter dat ze ge
woon door jagers zijn uitgezet. In 1941 kreeg
Strijbos ook de indruk dat de houtsnip in het
Zwanenwater broedde. Hij zag er diverse balt
sende vogels maar vond er nooit een nest. Ook
stelt hij dat jaar weer een broedpaar van de
grauwe kiekendief vast. Het meest opmerkelijke
vond hij echter de lepelaars. Verspreid over vier
nederzettingen betreft het 180 broedparen.
Ten gevolge van een uitzonderlijk hoge water
stand ligt het gros van de nesten in de wilgen
vegetatie tot 1.80 meter boven het water. Strij
bos schrijft hierover: "Dit heb ik in vroeger
jaren nooit gezien." (Ardea 31:87/88).
Uit 1942 valt slechts een enkel vogelfeit te mel
den. Volgens de rechter en ornitholoog F. Ha-
verschmidt (1906-1987) kwam de bergeend dat
jaar tussen Hoek van Holland en Den Helder
-77.-