en een kruinbreedte van 1 roe (3,8 meter) werd een kilometer van de vloedlijn binnenwaarts gelegd en met helmgras beplant, waardoor er al snel een compleet duinlandschap aan de zee zijde tegen de dijk aangroeide. In een 'memorie' uit 1747 staat dat de dijk zo danig is aangegroeid dat er nog maar weinig plaatsen zijn overgebleven 'alwaer een vlaeuwe (flauwe) schetse of gedaante van een dijck' te vinden is. Het stuiven van zand bleef wel een probleem. Het was streng verboden vee te la ten grazen opdat de helmbeplanting niet be schadigd zou worden. Maar vooral konijnen richtten veel schade aan. Hoewel er bij zware stormen zo nu en dan doorbraken dreigden is het nooit zo ver gekomen. Gevaarlijke plekken waren uiteraard de oude strandzwinnen, met name het Buisegat. Vanzelfsprekend vroeg de dijk voortdurend onderhoud: stuifgaten vullen, helm planten en konijnen verwijderen. Ook aan de landzijde veranderde er een en ander door de dijlcaanleg. De zandbanken tus sen de talloze zwinnen en prielen droogden langzaam op. En op verschillende plekken waar het helmgras de zanden kon vasthouden ontstonden lage nollen (binnenduinen). De re gen spoelde het zout uit de gronden en grote slikken raakten vervolgens met grassen en dis tels begroeid. Alleen op de zilte schorren aan de oostkant groeide nog zilvergrijze, kruidige zeealsem. En op de slikken tussen schor en zee kleurde zeekraal de gronden in de herfst roes tig rood. 'Jammerlijke slagen' Terwijl de uit Antwerpen afkomstige rijke Am sterdamse koopman Isaac Lemaire al in 1599 gronden aan de zuidkant van het eiland Huis duinen had verkregen en bedijkingen had gere aliseerd, behoorde het gebied ten zuiden van de Garst en het Quelderduin aan het 'gemene land'. In het gebied grenzende aan het oude eiland Callantsoog konden de heren van Callantsoog echter óók rechten laten gelden. Hoe ver dat ging blijkt uit de 17e eeuwse voor het Hof van Holland gevoerde processen. De erkenning ten slotte van de heren van Callantsoog als medebe- dijlcers van de Koegrasgronden bleek een bron van moeilijkheden: bij eventuele drooglegging zouden deze heren recht hebben op een aan zienlijk deel. Mede daardoor is tenslotte van alle bedijkingplannen tot 1817 niets terechtge komen. Hoewel de Oldenbarneveltsdijk nooit doorgebroken is bracht het boerenbedrijf op het Buitenveld toch risico's met zich mee door dat de Zuiderzee bij hoge vloed en ongunstige wind het gebied kon binnenstromen. Vooral in de zomer was dat soms rampzalig omdat er dan veel jongvee werd geweid 'uyt de Zijp, Wierin- gerwaard, als Huygewaerd, Wieringen, Texel als anders'. Bij plotseling opkomende storm was het niet altijd mogelijk de schaapjes tijdig op het droge te krijgen, die wilden ze naar de Oldenbarneveltsdijk j agen. Bij de storm van 1 oktober 1694 stond het water in de hoek Zanddijk-Helmdijkbij Groote Keeten 'zijnde een inham of boezem' zó hoog dat het zeewater aan de Noordzeekant slechts één me ter hoger was. Op 4 september 1703 schrijft een pachter aan de weduwe van een van de heren van Callantsoog: 'Mevrouw, terwijl desen noordwester storm het Buytengors vol sout water leijt sal het vor me vrouw het beste siin, om de beesten te laten ha len Op 13 december 1741 schreef één van de heren van Callantsoog 'op het Buytenveld was geen heuveltje droogh, maar alles een formele zee Het is daar Buytenveld! En wordt er wat ge wonnen, daar vallen ook jammerlijke slagen; ik denk met een hertelij ke ontroeringe de ellende van den 29e april. Niettemin, en onaangesien die swaare verliesen, hebben onze luyden (de pachters) weder prompt betaalt, vee aangekoght en zigh op Gods bijstand verlatende, staan zij weder als mannen Op die zaterdag van 29 april 1741 werd men zo plotseling door een 'onvoorsiene storm' uit het noorden overvallen dat 'op dien eenen dag zijn verdronken driehonderd schapen, seshonderd lammeren, vijf paarden en een koe Het water stroomde ook door de huizen van de pachters en Hillebrand Muller kon zich ternauwernood redden door 'sig aan de staart van een swem- mend paard' vast te houden en naar de Olden barneveltsdijk te laten trekken. Kortom het boeren op het Buitenveld was een wisselvallige onderneming. Er viel te verdie nen, maar men kon ook verlies lijden, het was Buitenveld! Domeingronden Ook na het leggen van de dijk aan de oostzijde bleef het Koegras een eenzaam gebied. Een wel heel treurig verhaal komt naar voren uit een brief van de schout van de Zijpe d.d. 26 januari 1833. In deze brief is sprake van op het Buiten veld aangetroffen 'doodgevrozene Militairen -72.-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 2009 | | pagina 12