Wierma Cor Spijker meer bosminnende soort toentertijd zowel in het Zwanenwater als in de verre omgeving daarvan nauwelijks bos van enige betekenis te vinden was. Van de eerder al door De Graaf als broedvo- gel vastgestelde strandplevier vond Strijbos in 1918 twee nesten langs een werkspoorlijntje in het meest westelijke duingebied. Hoewel hij de soort in de jaren daarna nog herhaal delijk aantrof kon hij het broeden daarvan niet meer aantonen. Het genoemde werk spoorlijntje was in 1914 doorgetrokken op een bestaand tracé dat al aanwezig was ten noor den van Callantsoog en ten zuiden van Sint Maartenszee. Dit ten behoeve van de aanleg van twaalf strekdammen voor de kust van het Zwanenwater. Daarna bleef het voor onder houdswerkzaamheden aan de zeewering tot in het midden van de jaren vijftig bij Rijkswa terstaat in gebruik. Tussen 1956 en 1959 is het afgebroken. Het tracé is nog enigszins zicht baar aan de westkant van de 'Hazekamer' en ook een klein stukje van het talud langs het 'Kieftenglop' herinnert er nog aan. Naar alle waarschijnlijkheid is dit spoorlijntje er de oor zaak van geweest dat de visdief, welke in de tij d van De Graaf en Bleij endaal nog in meerdere grote kolonies "op het witte duinzand dicht aan de kust" nestelde, volledig uit het weste lijk duingebied verdween. Niet zozeer door het spoorlijntje zelf als wel door de vele arbeiders welke in die jaren dit spoorlijntje moesten onderhouden en aan de strekdammen en zeewering werkten. In het voorj aar raapten zij ten behoeve van con sumptiedoeleinden de eieren van meeuwen en sterns, wat de nodige verstoringen tot gevolg had. In de eerste jaren dat Strijbos het Zwa nenwater bezocht trof hij in het westelijk duingebied dan ook geen kolonies meer aan van visdiefjes. In latere jaren meldt hij echter dat visdiefjes zich trouw aan het Tweede Water vestigden maar nadere informatie ontbreekt dan. Ook zag hij er af en toe grote sterns maar van broeden was geen sprake. In het voorjaar van 1918 trof Strijbos voor het eerst sinds vele decennia weer nestelende aalscholvers, maar het broeden werd door de jachtopziener ver hinderd. Ze werden, evenals de blauwe reigers, nog steeds beschouwd als schadelijk voor het visbedrijf. Ook in 1919 werden de nestelende vogels verdreven maar in een onbegaanbaar gedeelte van het moeras zouden er dat jaar toch nog 11 paar met succes gebroed hebben. In het voorjaar van 1920 vlogen de aalscholvers af en aan maar kon Strijbos geen nesten vin den. Om de jacht op houtsnippen aantrekkelij ker te maken begon men in hetzelfde jaar met de aanplant van loofhout. Veel resultaat had dit echter niet. Wordt vervolgd De bronnen voor dit artikel zullen bij het tweede deel worden geplaatst. Bij voldoende deelname zullen we op zater dag 6 juni het voormalige eiland Wieringen bezoeken. Het laatste bezoek is al een dikke tien jaar geleden ondernomen, toen onder leiding van August Pruimboom. Nu zal de reisleiding onder leiding van Gerard Hille plaatsvinden. Het programma houdt in dat we een volle dag op Wieringen vertoeven. Dat kan ook want op Wieringen valt veel te beleven en er is sinds het laatste bezoek ook veel gebeurd. We starten 's morgens met koffie en gebak en gaan op pad. Het geheel gemoderniseerde museum Jan Lont zal worden bezocht. Daarnaast is het museum Allerhande te Stroe de moeite waard en aandacht voor de Vikingvondsten is een must. Het Wieringer Randmeer zal in de rondleiding ter sprake komen. Kortom, een dag die garant staat voor succes. Een gezamenlijke kojfietafel be hoort er uiteraard ook bij. Eén ding is echter van belang: is er binnen onze vereniging interesse om deel te nemen? Zo ja, dan kunt u zich opgeven bij onze secre taresse Sara Planting, Groenland 17,1759 XA Callantsoog, telefoon 0224-582493. Ook kunt u zich tijdens de ledenvergadering nog aan melden. De kosten worden thans geraamd op circa 35,00. -14.-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 2009 | | pagina 16