deed daarbij regelmatig Kaap de Goede Hoop aan en voer ook tijden rond in de Oost. Er waren maar heel weinig doden te betreuren gedurende haar zeilvaarten. Dat was een zeld zaamheid in die dagen. De 'Vrouwe Elisabeth Dorothea' leek een gelukkig schip te worden. Hoe anders zou dit echter uitpakken. Na weer een jaar in de Indische wateren vertoefd te hebben vertrok de koopvaarder op 16 mei 1767 als zogenaamd 'na-schip' van de rede van Ba tavia en begon aan de thuisreis. Na-schip was de aanduiding voor een handelsschip dat als laatste vertrok, met de bedoeling te laat bin nengekomen papieren uit de buitengewesten alsnog mee te nemen. De retourvloot was dan reeds vertrokken. Ieder jaar werd een thuisva rende Oostindiëvaarder als na-schip aangewe zen door de Gouverneur-Generaal en Raden van Indië. De schippers waren meestal niet erg ingenomen met een dergelijke opdracht omdat ze dan in de wintertijd van het zuide lijke halfrond om de Kaap moesten varen. De thuisreis van de 'Vrouwe Elisabeth Doro thea' verliep bijzonder vlot. Men behoefde Kaap de Goede Hoop niet eens aan te lopen voor verversing en ankerde pas op de rede van het eiland Sint Helena, waar de koopvaarder reeds begin september aankwam. Ze verliet haar ankerplaats op 9 september voor het laat ste traject naar het Texelse zeegat. De lading vertegenwoordigde een waarde van 60.489 gulden, een kapitale som voor die dagen, en bestond uit witte en zwarte peper, poedersui ker, sappanhout (voor de verfbereiding) en cal- liatoerhout. Het schip mat 125 Amsterdamse voet en was 85 last groot, bewapend met 16 ijseren kanons van 6 pond, 2 van 3 pond en 6 regtlopende bassen van 1 pond. (De geschutsmaat werd weergege ven in de zwaarte van de kogels die verschoten konden worden). De schipbreuk Na een goede verdere thuisreis voer de 'Vrouwe Elisabeth Dorothea' in de morgen van 27 november ter hoogte van Petten met de bedoeling het Texelse zeegat binnen te lopen. Het was echter reeds en kele dagen slecht weer en ook nu stond er een harde wind uit west-zuidweste- lijlce richting. Tegen de ge woonte in was er nog geen loodsschuit verschenen. Dit zal ongetwijfeld met het slechte weer te maken hebben gehad. Om de aan dacht te trekken van de wal, die binnen oogbereilc lag, werden van 's mor gens negen tot 's middags twee uur verschillende schoten gelost. Inmiddels ging de harde wind over in een zware noordwester storm. Het was onmoge lijk het grote schip hulp te verlenen. Op het strand van Petten hadden zich veel inwoners ver zameld. Men meende dat het schip wel voor anker zou gaan. Dat de Pettemmers het niet waagden om met hun schuiten de koopvaar der te assisteren zegt genoeg over de barre weersomstandigheden en de hoge zee die er voor de kust stond! Het zeedorp was immers een belangrijk loodsstation voor het binnen lopen van het Texelse zeegat en de inwoners moesten het juist hebben van de begeleiding van deze grote schepen. Met hun hulp werd jaarlijks een behoorlijk aantal schepen veilig Oostindiëvaarder uit het midden van de 18e eeuw. -13.-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 2008 | | pagina 15