De-qeruxcbMiAhm/htb straJiAuuj Dymph Molenaar worven recht de aange spoelde goederen tot ei gen baat aan te wenden en slechts in uiterste noodzaak werd strand goed aan de strandvon ders afgedragen. De gezagsdragers in de zee dorpen durfden niet voldoende op te treden. Daar ook het toezicht van hogerhand zeer veel te wensen overliet, was langzamerhand een on houdbare toestand ont staan. Uit vrees voor represailles hielden de plaatselijke baljuws ge signaleerde misstanden meestal voor zich. De toestand op dit terrein was zo beschamend, dat IJsbrand 't Hoen, se dert 1762 advocaat-fiscaal en procureur-gene raal in criminele zaken over Holland, Zeeland en West-Friesland, tot de uitspraak kwam dat de stranden een zeer slechte reputatie hebben, zo erg zelfs dat zeelieden, ingezetenen der Zeven Provinciën, liever op de kust van een naburig koninkrijk, waar de kuststrook onder toezicht staat, zouden stranden dan hier en dat de rooverijen, excessen en onbehoor lijkheden aan gestrande goederen gepleegd wer- dende, thans ten top zijn geresen en bij ons slimmer zijn dan bij veele woeste volkeren, en dat van alles wat enigsints tot redding van menschen en goederen konde strekken, genoegsaam niet op eenig zeedorp gevonden wierd... Nieuw schip Op de werf van de Kamer Amsterdam van de Verenigde Oostindische Compagnie werd in 1757 een nieuw schip gebouwd dat bij de te waterlating de naam 'Vrouwe Elisabeth Doro thea' kreeg. De eerste reis ging naar Bengalen. In de tien jaren tot aan haar ondergang maak te het schip meerdere reizen naar Oost-Indië, Voor het binnenlopen van het Texelse zeegat, de drukst bevaren in- en uitvalsroute naar Am sterdam over de Zuiderzee, kwamen de sche pen dicht onder de wal en opkomend storm weer verraste niet zelden de schepelingen. De stranding bij het 'Boerenslag' (nu Sint Maartenszee) gaf de directe stoot tot een bete re regeling van de strandvonderij door de Sta ten van Holland en West-Friesland en maakte grotendeels een einde aan de alle perken te buitengaande roverijen, die tot dat moment gewoon waren in onze zeedorpen. Strandroof was, vooral in de winter, een kost winning geworden waarbij men zich zelfs niet ontzag verdronken zeelieden uit te schudden. Het trieste was dat de kustbewoners de strand goederen vaak broodnodig hadden in hun zeer armoedige bestaan. Ze konden deze bron van inkomsten nauwelijks missen. Ze waren niet zélf in de eerste plaats verantwoordelijk voor deze excessen, maar veeleer de plaatselijke overheden die de placcaten niet handhaafden en nauwelijks hun gezag op dit gebied deden gelden. De kustbevolking zag het als een ver In de loop der eeuwen zijn zeer veel schepen op onze stranden wrak geslagen. Vooral in de zeiltijd waren scheepsrampen bij slechte weersomstandigheden een normaal verschijnsel. Ook de kusten van noordelijk Noord-Holland hebben hun deel gehad en zelfs meer dan dat. De grootste beroering bracht echter de stranding van de Oostindiëvaarder 'Vrouwe Elisabeth Dorothea' in de nacht van 27 op 28 november 1767, tussen Petten en Callantsoog teweeg. De kuststrook tussen Petten en Callantsoog in de 18e eeuw -12.-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 2008 | | pagina 14