gen met zich meebracht. Soms gebeurden er dingen waarvan ik achteraf dacht: goh, dat had niet zo gemoeten. Maar ja, men kan niet alles voor zijn. Soms waren Duitse badgasten wel eens eigenwijs, meenden dat ze zich meer konden veroorloven dan eigenlijk was toegestaan, gaven bijvoor beeld geen gehoor aan de strandbewalcing. Ik ben wel eens naar het strand geroepen omdat er Duitsers waren die uit het water weigerden te komen. Het was slecht weer, gevaarlijke zee, de rode vlag hing uit, dus verboden te zwemmen. Als zijnde de bur gemeester maakte ik zeker meer indruk. Dropen ze toch maar af. Leuke dingen waren het officieel openen van bijvoorbeeld een nieuwe winkel, IJs- sie Prima, een expositie van de Kunstkring in het Dorpshuis, de tennislcantine (met aandacht voor de nieuwe jeugdafdeling 't Oghje'). En met een lachertje de ten nisbaan van Meenhorst in Groote Keeten. Toen kreeg ik een héél groot racket om de bal over het net te slaan, het lukte me niet! Mijn vroegere tennisjaren wierpen geen vruchten af. De eerste steen gelegd voor het Sport hotel. Ooit was ik eens een gevallen burgemees ter, tijdens het slaan van de eerste paal bij de uitbreiding van de Van Brederodestraat. Er was een oude hei-installatie opgezet en ik moest met het touw het heiblok omhoog trekken. Ging ik opeens languit achterover. Had een piketstolc niet gezien. Goeie grap vond ik het, daar lag de Burgervader! Ook het voorzitterschap van het bejaar denhuis en van de Koninklijke Noord- en Zuid- Hollandse Redding Maatschappij zat in mijn werkpakket. De gemeentelijke herindeling hield onze aan dacht gevangen, was een heet hangijzer, waar we ons hevig tegen verzetten. Natuurlijk had den we er andere ideeën over dan de plannen makers. Er vond een stevig, eensgezind protest plaats van het college van BenW, de gemeente raad en de bevolking, tegen het samenvoegen met en opgaan in de gemeente Zijpe. Gepleit werd onder andere om een sterke recreatiege meente te vormen tussen Schoorl en Den Hel der aan de westkant van het Noordhollands Kanaal. We waren van mening dat de agrari sche structuur van vooral de Zijpe en het toe ristische gedeelte elkaar zouden tegenwerken. De gemeentelijke herindeling werd ondanks deze zaken een feit. Een stuk of wat dingen springen eruit als ik aan het burgemeesterswerlc terugdenk. Vooral het bezoek van de koninklijke familie aan ons dorp op 30 april 1985. Een echte hoogtijdag, zowel voor de bewoners van Callantsoog als voor mijn vrouw en mij. Een ander speciaal gebeuren was dat, in ver band met de kustverdediging, de minister van Verkeer en Waterstaat, Neelie Smit-Kroes langs kwam. Ze deed meerdere gemeenten aan, waaronder de onze, om zelf de boel eens in ogenschouw te nemen. Er volgde een na bespreking. Ilc legde uit hoe het zat hier en overhandigde haar een zakje duinzand als verduidelijking dat met dat spul de duinen opgehoogd dienden te worden. Enige tijd la ter kreeg ik een uitnodiging van het ministe rie om aan de commissie van Waterstaat te ko men vertellen hoe wij in Callantsoog er over dachten. De Gewestvorming is ook een opvallend punt in mijn herinnering. De gemeenten kregen met steeds meer en ingewikkelder taken te maken, waardoor het werk alsmaar moeilijker werd. Gezamenlijk verband kon hierin verbe tering brengen. En zo is de gewestvorming van de grond gekomen. In mijn persoonlijke leven was er een zwarte periode. Mijn vrouw Anneke werd erg ziek, ze kreeg kanker, dat was heel ingrijpend in ons leven. Op een zeker moment moest ik een keuze maken tussen haar en het helpen oplossen van de herindelingsproblemen. Ui teraard koos ik voor mijn vrouw en ging in maart 1987 met de VUT. Dat werd volpensioen want ik had er bij de overheid al drieënveertig dienstjaren opzitten. We vonden het beter om niet in Callantsoog te blijven. Na overleg met het gemeentebestuur en de commissaris van de koningin viel het besluit dat er een waar nemend burgemeester zou komen om de ge meentelijke herindeling tot een goed einde te brengen. En dat is uiteindelijk ook gelukt, in de persoon van de heer Vierhout. Wij vertrok ken en gingen in Wijdenes wonen. Mijn vrouw werd helaas hoe langer hoe zieker en ze overleed in 1992. Zeker een jaar had ik het heel erg moeilijk, zat diep in de put, niks interesseerde me meer. Eén van mijn kinde ren woonde in het buitenland en vroeg me een week of vier te logeren, dan konden we eens goed praten. Zij en haar man raadden me -74.-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 2007 | | pagina 14