Wim Lastdrager Wat was ome Jas kwaad. Hij balde zijn vuisten in de richting van het Zwanenwater. Want daar kwamen die ellendige konijnen vandaan. Al zijn pas geplante sla was opgevreten. Ome Jas had een tuintje aan de zuidzijde van de Zeeweg. Meestal had hij niet veel last van die schattige diertjes, zo als zijn kleindochters de konijnen noemden. Maar dit jaar waren de knaagdieren heel serieus bezig geweest en was al het malse groen via de leuke snuitjes in hun hongerige magen verdwenen. Gedeeltelijk ontleend aan: Kust en Kaart en 't Oge van Henk Schoorl Toen de familie Van Brederode 't Oge in leen kreeg, vaardigde die in 1562 eveneens een ordonnantie op de jacht uit. Die bevatte niet minder dan 28 ar tikelen. Het vangen van een konijn betekende 10 Kennemer ponden (zilverstukken) boete en een haas werd bestraft met 20 Kennemer ponden. Ook werden alle stropersgereedschappen verbeurd ver klaard. Bij ijs en sneeuw werden de boetes verdub beld. Duinmeiers moesten toezicht houden. Er waren in het duingebied ten westen van de Zij per Zanddijk weinig konijnen. De heren van Petten en Callantsoog zagen de jachtopbrengsten slinken en dat zinde hen niet. Zij lieten de duinmeiers tientallen voedsters uitzetten, die niet alleen in het duingebied hun holen groeven maar ook de Zanddijk als hun gebied beschouwden. Het Zijper bestuur werd kwaad, hun dijk werd bedreigd. Zij per boeren en stropers beperkten zich niet tot de dijk, maar jaagden ook in de Heerlijke duinen. Conflicten liepen uit tot een complete oorlog tus sen duinmeiers, boeren en stropers. De boeren schoten een duinmeier met hagel in hand en be nen. In 1699 sloeg een stroper een duinmeier zo danig in elkaar, dat hij op een viskar naar de Pet- temer chirurgijn vervoerd moest worden. Op hun beurt tuigden de duinmeiers een stroper zo erg af, dat hij in de ochtendschemering onderaan de Zanddijk doodbloedde. Pas in 1722 verordende de Hoge Raad dat het hele gebied vrij van konijnen gemaakt moest worden. Het was bewezen dat een teveel aan konijnen de 4' duinen ernstige schade toebracht. In 1950 zorgde een besmettelijke ziekte, myxoma- tose, voor ernstige verliezen onder de konijnen. Men vreesde een totale uitroeiing. Maar het konijn ■Jfftoonde kracht en herstelde zich. Een tiental jaren geleden deed deze ziekte weer een aanval op het konijn, maar ook die aanval werd doorstaan, zodat we tijdens een wandeling door het Zwanenwater nog steeds kunnen genieten van de levenslustige beestjes met hun lichtbruine ruggetjes en hun witte buikjes. Al aan het begin van onze jaartelling hield een Ger maanse stam, de Kaninefaten, zich bezig met het jagen op konijnen, dit niet alleen voor het vlees maar ook voor de huidjes. Konijnen leefden oorspronkelijk in het gebied rond de Middellandse Zee. Via Spanje en Frankrijk belandden ze in onze duinen. Daar voelden ze zich thuis, ze konden er naar hartenlust hun holen gra ven. De Kaninefaten verkochten de beestjes aan de Romeinen, met wie ze aanvankelijk goede vrien den waren. Toen de Romeinen een soort belasting wilden innen, kwamen ze in opstand. Ze werden echter in 70 na Chr. weer onderworpen en daarna lezen we niets meer over deze konijnenvangers. Het jagen op konijnen werd voor het eerst verbo den door ene hertog Albrecht. In ongeveer 1300 vaardigde hij een plakkaat uit tegen lieden, die ons groten scade doen aen onsen coninen. -71.-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 2007 | | pagina 11