Nexw tv dull Mtomwt (wnsoLj) Jaap de Vries PRET NA HET VERTREK VAN DE DUITSERS Hoewel de Nederlandse Binnenlandse Strijd krachten alles beheerden wat de Duitsers ach terlieten, hadden ze onvoldoende mankracht beschikbaar om zich ook maar iets van onze activiteiten aan te trekken. Zodoende konden wij ongehinderd onze gang gaan. We beklommen eindeloze ondergrond se trappen en liepen door kilometerslange tunnels die de bunkers en artilleriestellingen met elkaar verbonden. We ontdekten dat in sommige bunkers meubilair en munitie was achtergelaten. De enige dingen die wij van waarde achtten waren houten kasten en de omhulsels van stromatrassen die we uitstekend geschikt vonden om tenten van te maken; na het ver wijderen van het stro namen we ze mee naar huis. De kasten waren moeilijker te vervoeren, maar met Gert's hulp speelde ik het klaar om enkele te bemachtigen. De beste vondst was een schrijfbureau, hetgeen me in de komende jaren goed van pas zou komen. Sommige jongens hadden er lol in allerlei stre ken met explosieven uit te halen, maar ik was te voorzichtig om aan hun gevaarlijke spel letjes mee te doen. Het opblazen van kanon nen werd door sommigen één van de meest opwindende daden van vandalisme gevonden. Dit werd gedaan door een touwtje aan de deto- nator van een handgranaat te bevestigen, deze daarna in de loop van een kanon te plaatsen en dan de loop op te vullen met zand. Vervol gens trok één van de vandalen op veilige af stand aan het touwtje met de te verwachten gevolgen. De grootste waaghalzen activeerden vlammenwerpers met het resultaat dat één van hen ernstige brandwonden opliep. Een minder gevaarlijk spelletje was het in brand steken van trotyl, een explosief dat zonder detonator niet ontplofte maar hevig brandde en daarbij zwarte rookwolken produ ceerde. Op onderlinge afstanden van zo'n der tig meter bevonden zich mangaten in het dak van de tunnels. We hadden er plezier in om kistjes vol met trotyl in de tunnels te plaatsen, het dan in brand te steken en te aanschouwen hoe zwarte rookwolken uit elk mangat om hoog stegen. Het is een wonder dat geen van mijn vrienden of klasgenoten ooit het slachtoffer van derge lijke ondoordachte handelingen werd. AAN HET WERK VOOR MIJN ZUINIGE OOM Drie maanden na de bevrijding kwam ik van de lagere school af. Ik had vrijwel geen voor lichting over de mogelijkheid van verder on derwijs ontvangen. Hoe dan ook, ik wist don ders goed dat vader er niet aan dacht om me verder te laten studeren. Het gevolg was dat mijn verwachtingen voor de toekomst niet al te hoog waren. Eén ding had ik gemeen met mijn vader: bei den hadden we een hekel aan het boerenbe drijf zodoende was boer worden voor mij beslist geen optie. Ik gaf er de voorkeur aan om iets creatiefs te doen, zoals timmeren of meubelmaken. Maar vader gaf geen enkel ge hoor aan mijn smeekbeden 0111 een paar van mijn vrienden naar de ambachtschool te mo gen vergezellen. Hij verzekerde me dat ik veel beter meteen als krullenjongen kon beginnen en beloofde een baas voor me te zoeken. Tegen die tijd was het wederopbouwwerlc in het dorp al in volle gang. De schade die de Duitsers hadden aangericht was fenomenaal; verscheidene huizen moesten worden afge broken en vele andere uitgebreid gerepareerd. Het gevolg was dat een overvloed aan werk beschikbaar was, in hoofdzaak timmerwerk. Bouwvakkers uit omliggende dorpen moesten de plaatselijke werkkrachten aanvullen. Vader had een gesprek met oom Piet Vos, de belangrijkste aannemer in Callantsoog, en vroeg hem of hij werk voor me had. Oom Piet Behalve de vernielingen die de Duitsers in Nederland hadden aangericht erfden vee een enorm aan tal monsterlijke betonnen bouwsels die de duinen infiltreerden en lelijke littekens in het landschap achterlieten. De duinen waren bedenkelijk verzwakt door een netwerk van bunkers en tunnels het zou miljoenen gaan kosten om al die betonnen gedrochten te verwijderen en de duinen te herstel len. Maar voordat zoiets ging gebeuren hadden mijn vrienden en ik de gelegenheid om enerverende expedities te ondernemen. -29.-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 2007 | | pagina 9