het spoor van de laatste rustplaats van HJS. In
de Zijper Courant van donderdag 25 juli 1907
stond dat te Callantsoog een lijk was aange
spoeld. Het vermoeden werd bewaarheid dat
het een lijk was van één der slachtoffers van
de 'Berlin'. 'Het is hedenmorgen door familie her
kend als het lijk van den heer Spijker, automobiel
fabrikant te Amsterdam'. Nu zijn krantenberich
ten niet altijd even betrouwbaar, vandaar dat
mijn onderzoek verder ging.
In het archief van de gemeente Callantsoog is
het proces-verbaal aanwezig dat is opgemaakt
op zondag 12 mei 1907, getekend door de heer
G.C. Hulst, burgemeester van Callantsoog en
mede-ondertekend door P. Kooger en Th. Mooy.
De laatstgenoemde twee heren geven te ken
nen 'heden namiddag te ongeveer vijf uur van het
strand te hebben gehaald een lijk van het mannelijk
geslachtgekleed als volgt: wit trico hemd,zwart
kamgaren broek in de broekzak een oud mesje;
een stukje gomelastiek; een koperen muntstukje
X Reis. Het lijk is op de Algemeen Begraafplaats ter
aarde besteld...'
Op dezelfde dag, dat is 12 mei 1907, is door de
gemeente Callantsoog een akte van overlijden
opgemaakt (akte nr. 7). Hierin is uiteraard de
naam van de overledene niet vermeld, aange
zien die op dat moment niet bekend was.
Op 10 augustus 1907 (in sommige stukken
staat abusievelijk 13 augustus) is een proces
verbaal opgemaakt door de Arrondissements
rechtbank te Alkmaar (repertoire nr. 249) in
verband met het horen van vijf getuigen, die
HJS hebben gekend. Bij dit verhoor was Jaco-
bus Spijker aanwezig. Door hem was bij de
rechtbank 'ingediend een request, strekkende tot
verbetering eener acte van overlijden, opgemaakt
door den ambtenaar van den Burgerlijken Stand te
Callantsoog op 12 mei 1907... dat in deze getuigen
zouden worden gehoord...'
De vijf getuigen herkenden HJS aan een foto,
kleding, enzovoorts. Zelfs het zakmesje met
daarin een gebroken mesje werd door enige
getuigen herkend, als zijnde het eigendom van
HJS. Drie getuigen hebben HJS in de maand fe
bruari 1907 nog gezien, te weten:
1. Hendrik van Asselt, elektricien te Amster
dam. Hij verklaart: toen ik hem het laatst
zag, begin februari 11... Kort daags is hij naar
Engeland gegaan".
3. Hendrik Henningshof, koperslager te Am
sterdam. Hij zegt: "Het hier aanwezige mesje,
waarvan één der mesjes gebroken was, heb ik
in het midden van februari 11. een ogenblik van
hem ten gebruik gehad, omdat ik het mijne niet
bij mij had; het gebroken mesje gebruikte ik toen
als schroevendraaier".
De andere twee getuigen waren Pieter Kooger,
agent van politie te Callantsoog en Anna Kuhl-
man, kamermeisje te Baarn.
2. Feilce Johannes Schorn, timmerman te Am
sterdam. Hij zegt: "Ik heb hem half februari
jongstleden het laatst gezien; ik wist dat de heer
Spijker naar Londen zoude gaan".
Kortom, HJS is in februari 1907 nog in Amsterdam
gesignaleerd, waarmee is verklaard dat, toen hij
naar Europa terugkeerde, hij gewoon de boot naar
Amsterdam heeft genomen en niet naar Engeland.
Onderweg zal de boot een Portugese haven hebben
aangedaan, alwaar de passagiers een korte tijd aan
de wal zullen hebben vertoefd. Dit is af te leiden
aan het op het lichaam van HJS gevonden 'koperen
muntstukje van XReisdat door de eerder genoem
de getuige Pieter Kooger nader wordt omschreven
als 'een Portugeesch geldstuk van 10 reis
HJS zal circa 31 januari 1907 in Amsterdam zijn
aangekomen en in de korte periode van ongeveer
veertien dagen dat hij hier verbleef zal hij zeker de
fabriek aan de Amsteldijk 110 te Amsterdam heb
ben bezocht. Bij 'Trompenburg' zal hij ongetwij
feld zijn broer Jacobus hebben gesproken, die op
het fabrieksadres woonde (voordat HJS naar Ne-
derlands-Indië vertrok, stond hij ook op Amsteldijk
110 ingeschreven). Ook zal hij zijn nichtje Annie
hebben ontmoet.
Naar alle waarschijnlijkheid verbleef HJS deze
veertien dagen in het American Hotel te Amster
dam. Een der hiervoor genoemde getuigen, 'Anna
Kuhlman, 22 jaar, kamermeisje te Baam', verklaart
volgens het proces-verbaal van 10 augustus 1907:
"Ik was vroeger kamermeisje in het American Ho
tel te Amsterdam, waar Spijker, industrieel, dik
wijls logeerde op kamer 8; deze gelijkt geheel op
den persoon, wiens photographie mij hier door den
procureur getoond wordt.
Uit de brief van 30 november 2005 van het Ge
meentearchief Amsterdam blijkt dat HJS 'zich in
1907 niet opnieuw heeft laten inschrijven in het Be
volkingsregister van Amsterdam.Kennelijk vond
hij dat voor die korte periode niet nodig; ongetwij
feld zou hij zich na zijn terugkeer uit Engeland op
nieuw hebben laten inschrijven. Maar helaas, het
mocht niet zo zijn.
Omstreeks 14 februari 1907 is HJS met de boot van
Hoek van Holland naar Harwich gevaren om met
zijn vriend en zakenpartner F. Elsworth, wonende
te Bradford, zaken te bespreken. Na een week be
sluiten beiden naar Nederland te gaan en de over-
-37.-