Met de Grote Villa heeft Thijs ook te maken
gehad, want zijn broer Jacob was werknemer
van de familie Van de Poll. Als er gejaagd
moest worden, was Jacob de vaste drijver en
Thijs ging wel eens mee. Hij werkte toen al,
maar vroeg een vrije dag van zijn baas, want
ze kregen 5 gulden ieder en dat was toen een
heel kapitaal. Ook hielp hij stokken dragen
voor de dames, als ze wilden golfen. Aan sport
deed Thijs niet, hij hield niet van voetbal. Was
wel jaren lid van de Fanfare. Heeft eerst bugel
gespeeld en later althoorn. "Staat de muziektent
er nog?"
Thijs ging in 1921 weg uit Callantsoog. Hij
heeft wel de lagere school afgemaakt, maar
verder leren was er niet bij
Thijs is begonnen als smidsknecht in 't Zand
bij een baas, die zelf machinist op een fabriek
in IJmuiden was geweest. Hij heeft er niet veel
geleerd. Wel helpen bij het hoeven beslaan.
Na een jaar had Thijs het gezien en is naar
smederij Mulder aan de Stolpen op de hoek
Belkmerweg gegaan. Daar werkte hij een jaar
of vijf met plezier. Toen trok Julianadorp, want
bussen en auto's maakten opgang. Hij dacht
dat zoiets leuker was, maar dat viel tegen. Na
drie weken is hij teruggegaan naar zijn oude
baas aan de Stolpen. Daar heeft hij nog een
aantal jaren gewerkt.
Daarna kwam hij in Lisse terecht. Dat was een
drama voor hem. Het was een Katholiek gezin
met kleine kinderen en een zuster, een thee
tante, in huis.
En zo kwam Thijs weer in Callantsoog terug.
Na een korte tijd zonder werk las broer Ja
cob een advertentie, waarin een smidsknecht
werd gevraagd bij Gert de Geus, een bedrijf
met kachels. En daar heeft Thijs zeven jaren
gewerkt. Hij herinnert zich van die tijd, dat
het eens stormde. Windkracht 10! Hij ging
met het trammetje naar Schagen. Vanaf Scha-
paard, een stuk verder naar het stille strand gereden
om hem vervolgens te laten springen.
Een vrolijk lachende vader Maarten en moeder Dienwertje
Dat was zwaar werk. Vooral het vasthouden van de
paarden. De hoeren wilden niet, dat je het paard
in de travalje zette
en ook mocht het met
zijn heen niet aan de
stang. De eigenaar
was bang dat het
paard zijn benen uit
elkaar zou trekken.
Het heen van het
paard moest gebo
gen op de dij van de
smid liggen. Je moest
het paard maar rus
tig zien te houden,
terwijl het stond te
rukken en te trek
ken. Dan was je een
jochie van 14 jaar.
Het paard was be
langrijker dan de
smid. En boodschap
pen doen voor de
vrouw.
Ei denk, dat er één uit het dorp verder kon leren. De
anderen werden werkvolk. Alleen Jacob Baken stu
deerde op de HBS in Alkmaar, want die jongen had
een Jiets wij wisten niet eens wat een fiets wasen
daarop ging hij naar het Buurtje. Want daar kwam
het trammetje vanuit Schagen langs richting Alk
maar. Na zijn studie heeft hij nog een tijdje op het
secretarie van de gemeente Callantsoog gezeten. Is
later naar de Anna Paulownapolder gegaan en is in
Winkel burgemeester geweest.
Jantje zat naast me met eten. Dan kwam zij en Jan
tje kreeg een tik op zijn handjes: 'Jantje, bidden!
Want mensen, die niet bidden, worden beesten!" En
dat was iedere middag weer an. Na 14 dagen zei
ik tegen de baas: "E< ga vertrekken." "Nöh, jong. Ik
docht, datje het naar je zin had." "Ik heb het best
naar mijn zin, maar je dienstbode deugt niet. Want
als ik een beest ben, dan kan je me niet gebruiken."
"Zo erg?" "Ja, zo erg is 't, ik ga vertrekken!"