Tkvjs Mooij bij KA/100 jgjir'.
Uit een sterk geslacht!
Muja Blokker
Met behulp van zoon Maarten, wilde Thijs nog wat herinneringen ophalen over zijn jeugd in Cal-
lantsoog. Thijs Mooij is op 8 mei 1907 in het Wilhelmina Gasthuis te Amsterdam geboren. Als zoon
van Maarten Mooij (Maarten de Schipper) en Dieuwertje Vader.
Zijn vader en moeder kenden
elkaar van kinds af aan, want
ze woonden vlak bij elkaar op
de Buurt. Na hun trouwen trok
het jonge stel in het huis van
zijn grootouders van moeders
kant, naast de familie Vos (nu
Tante Jaantje). Het was een
lang huis, dat in tweeën werd
gebruikt. Eerst bewoonden zij
het achterste gedeelte, maar
later toen grootmoeder alleen
was, is zij naar achter gegaan
en het inmiddels jonge gezin
kwam voor aan de weg te wo
nen. En daar is Thijs gekomen
na 3 dagen Amsterdam.
Thijs Mooij
Hij was de jongste broer van Jaap (Jacob),Geer,
Dieuwertje en Aai (Arie). Hij is vernoemd naai
de vader van zijn moeder.
Hij weet nog dat ze later verhuisd zijn naar
een nieuwe woning, vlak in de buurt, die zijn
vader gekocht had. Daar is later een kappers
zaak in gekomen. Het vorige huis werd ver
kocht aan ene Piet Vos. Die heeft er een steen
bakkerij in gehad. Later werd het huis niet
meer bewoond, maar als pakhuis gebruikt
of als opslagwerkplaats. Tijdens de Tweede
Wereldoorlog is een Engelse bom op dat huis
terecht gekomen en terwijl Thijs dit vertelt,
is hij er weer van onder de indruk dat buur
vrouw Grietje Vos-Louw een muur over zich
heen kreeg en dat niet overleefde.
Vader Maarten is zeeman geweest op de visse
rij in Katwijk en Vlaardingen. Waarschijnlijk
is hij daarmee gestopt, toen hij trouwde. In
Callantsoog kon hij bij de zeewering terecht
en aan de dammen werken. Het rijshout daar
voor kwam per boot aan in 't Zand, de Stolpen
of aan de Kolksluis. Toen op een gegeven mo
ment tijdens het lossen een meerdere zei, dat
de mannen wel lang werk hadden, zei vader:
"Ik ben nooit voor lui uitmaakt en ik wil het ook nie
wezen. Ik wil je groeten".
Het was een nieuwe onderneming
en mijn vader was niet makkelijk,
hoor en toen is ie uitscheid. Ik weet
het nog best. De buurman Piet de
Vries, de metselaar, die woonde an
de aare kant, kwam net van zijn
werk af: "Oh, Maarten, zit het er
al op?" "Ja, van mij wel en voor
goed!"
Knippen en scheren deed vader
ook. Op zaterdag kwamen ze al
lemaal langs, want een keer in de
week moest het toch gebeuren. En
daar kwam ook de uitvoerder van
de aannemer van het strand langs
en vertelde dat vader wel weer te
rug kon komen. Maar vader zei:
"Zeg maar tegen je baas, dat ie
barsten kan van mij en al geeft ie me de hele aan
nemingssom, ik kom niet terug, daar hoeft ie niet
an te denken". Toen is hij gaan gras maaien met de
zeis. Hij kon van alles. Ook graan zichten en binden
in de Wieringermeer, want daar waren grote boer
derijen.
Wij hadden het niet breed. Het hele dorp niet. Tijdens
de mobilisatie 1914-1918 gingen wij na etenstijd van
de soldaten de restjes opeten, want het was armoe
troef. Callantsoog was niet veel bijzonders toen.
Thijs was nog een jochie toen hij met zijn
grootvader brandhout moest zoeken op het
strand. Lange stukken mocht je niet meene
men, die moest je afgeven. Thijs:
Dan liepen we naar paal 13, niets, dan naar paal 14,
paal 15 en ook nog naar paal 16 en dan moest je nog
terug, slepend met zakken vol hout.
Hij herinnert zich, dat er ook wel mijnen van
de Eerste Wereldoorlog aanspoelden.
Dan kwamen de jongens van de marine uit Den Hel
der om ze te demonteren. De mijn werd eerst met
een hijsstelling op een boerenwagen gezet. Daar
moest mijn vader mee helpen. Dat takelen en hijsen
was zeer riskant. Daar had hij gelukkig geen erg in.
Er waren mensen bij, die er verstand van hadden,
dacht hij. Dan werd de wagen, getrokken door een
-2.-