Eeti DHA^rmmmAt' smid (JUeLz) Kees van Schepen, Dymph Molenaar Begin 1940 verhuisde Jan van Scheijen met z'n gezin naar Callantsoog en betrok een huis op het duin aan het begin van het dorp, tegen over de 'Grote Villa'. De oorlog brak uit en de Duitsers vielen binnen. Daar kwam warempel wat werk uit voort. In opdracht van de Duit sers moest het personeel van de Rijkswerf Den Helder, dat geëvacueerd was, daarheen ge bracht en gehaald worden. Op een dag kreeg Jan het aan de stok met een Duitse wacht bij de Rijkswerf, ingang aan de Westgracht, over betaling van geleverde diensten. De ruzie liep hoog op en hij werd over de brug weggejaagd met slagen van de ge weerkolf. Zoon Jaap nam toen die ritten over om verdere escalatie te voorkomen. Archief Kees: Paarlberg, Schagerbrug. In oorlogstijd gebeurde het dat als er een Duitser stond te wachten op de bus en zijn hand opstak om hem te laten stoppen de chauffeur teruggroetend ook zijn hand opstak en gewoon doorreed. Toen de Duit sers het zat waren en op de bus begonnen te schieten werd er uiteraard wel gestopt. Bij vaste busklanten stopte hij voor het huis en wachtte tot ze instapten, zelfs als ze hun bakkie koffie nog niet op hadden! Toen de Duitsers begonnen met het vorderen van autobussen, was een connectie van Jan in Alkmaar zo attent hem aldoor tijdig op de hoogte te stellen om welke bus het ging. Die verkocht hij dan gauw aan bevriende buson dernemers. De Allcmaarse connectie voorzag hij van etenswaren als tegenprestatie. Zo raak te hij langzamerhand alle bussen kwijt. Archief Kees: Kleinzoon Jan, Middenmeet Tot bij na aan het eind van de oorlog heeft er in een hoek van de garage een bus gestaan zonder wielen. Deze is later zonder cabine verkocht als vrachtwagen aan iemand op Texel. Ook de vrachtwagens raakte hij kwijt. (Eén was er gevorderd in de mobilisatietijd door het Nederlandse leger) De garage werd in ge bruik genomen door het Duitse leger dat daar z'n paarden stalde. Archief Kees: Zoon Dirk, Groote Keeten. Toen de vrachtwagens weg waren, werd een oud vrachtwa- genchassis omgebouwd tot melkwagen, een zoge naamde kettenkar, getrokken door één of twee paar den. Op die manier haalden ze de melkbussen op en brachten ze naar de melkfabriek in Koegras en na sluiting van dat gebouw ging de melk naar de fabriek in Julianadorp. Volgens zeggen had de smid op een gegeven moment een stuk of 9 paarden. Er was een aantal koeien dat door zoon Jaap gemolken werd, wat natuurlijk tot het maken van boter en kaas leidde. Enige kippen zorgden voor versgelegde eieren. Een stuk bouwland werd geploegd door boeren die vervolgens met hun paard bij de smid terecht konden voor gratis hoefbeslag. Het landje kwam vol te staan met onder andere erwten, bonen, aard appelen. Ook tarwe om zelf te malen en er brood van te bakken. In augustus 1942 werd zoon Jaap commandant en chauffeur van de Brandweer. Callantsoog werd geëvacueerd en de brandweerauto kreeg als thuisbasis de garage van de smid. Men formeerde in Groote Keeten gelijk een groep mannen die bij brand uitrukte. Het brandrap- port van 2 juni 1945: In de vorige Clock heeft u het eerste deel, dat zich voor de oorlog afspeelde, kunnen lezen. Hoe het leven van de slimme handelaar en smid Jan van Schepen verder verliep wordt in dit tweede deel beschreven. Winter 1947 - Het melktijden kwam weer op gang. Het Noodcorps heeft zijn taken goed verricht. Ook als motordrijver heeft Jaap van Scheijen al het mo gelijke gedaan om de zaak draaiende te houden. Hij bouwde zelfs de motorspuit om, zodat deze op an- tracietgas kon lopen. - 52.-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 2006 | | pagina 12