l/erz&t, iroeMdbonH£M/, verboden z/ikiet Leo Bromlewe De eerste weken sliep ik overal behalve thuis. In kippenboeten, in schuren, zelfs op het land. De Duitsers zouden wel naar mij op zoek zijn. Maar er gebeurde niks. Via het verzet kreeg ik voedselbonnen en in formatie. Het verzet draaide steeds beter, het was eigenlijk een ondergronds landsbestuur geworden naast het Duitse. Ik wilde mijn steentje bijdragen. Tinus Blokland, betrokken bij de verzetsorga nisatie, werkte voor de afdeling 'ordedienst'. Hij reed op een kleine motorfiets (met benzi- ne-toezegging) en was in dienst van de Raad van Arbeid. Omdat hij een kunstbeen had hoefde hij niet in militaire of andersoortige dienst. Op z'n motor zat een driehoekje van het Ministerie van Transport zodat hij zich of ficieel langs de wegen mocht begeven van Den Helder tot Alkmaar. Hij zorgde ervoor dat ik bij de verzetsgroep van Jan Vos in Callantsoog terecht kwam. Onze taken waren divers: on derduikadressen zoeken, levensmiddelenbon nen en geld verstrekken, het vervalsen van documenten, wapens veroveren, informatie verzamelen. Die bonkaarten waren goed voor de gratis verstrekking van onder andere melk, brood, kolen, schoenen, rookwaar, snoep, textiel, sui ker. Op een bepaalde datum werd per bon een afgepaste hoeveelheid uitgedeeld. Van de bonnen maakten we, meestal bij Tinus thuis, voor de onderduikers bundeltjes die hij dan bezorgde. De angst om aange houden en gepakt te worden legde een grote druk op iedereen. Be trouwbare contactpersonen zaten op de gemeentehuizen, bij de po litie en de distributiekantoren. Ze waarschuwden de verzetsgroepen als er iets te jatten viel. Bonkaar ten kwamen bijvoorbeeld de ene dag terecht in de kluis van zo'n kantoor en werden pas de volgende dag naar de verdeelpunten doorge stuurd. Duizenden bonkaarten verdwenen na een seintje van de contactpersoon. Een deel belandde op de zwarte markt en leverde flink wat contanten op. De verzetsorganisatie werd al groter, dus de kosten stegen. Bedrijven en firma's stelden ook geldbedragen beschikbaar. Onze regering in ballingschap (Londen) leidde met stevige hand de financiën met de belofte dat later alles terug betaald zou worden (is in derdaad gebeurd). Doordat de Duitsers alsmaar verliezen leden werden de mensen moediger. In de meeste dorpen ontstonden verzetsgroepen. Die kre gen vaker hulp en ondersteuning van bur gers. Iedereen hoopte op een spoedig einde van de oorlog. We beschikten over meer en meer wapens, munitie en springstoffen mid dels droppingen door Engelse vliegtuigen in de Wieringermeer. Het spul werd vervoerd en opgeslagen op vaste, geheime punten. Aan de Grote Sloot was de boerderij van de familie Schenk zo'n adres. De wapens werden daar schoon- en gebruiksklaar gemaakt en geregi streerd. Vervolgens verdwenen ze in de fiets tassen van de koeriersters. Die zorgden dat ze op de plaats van bestemming kwamen bij de diverse groepen. De wapens gingen meestal in depot. Die van ons lagen in het zomerhuisje van Jaap en Dien Vos aan de Ruigeweg. (Staat nu aan de Op 't Landtweg) We gebruikten het ook als hoofdkwartier. In de kamer was een houten wandje met een loze ruimte erachter. Daar lag het arsenaal verborgen, net als een radio die regelmatig In het herdenkingsnummer van de Clock, begin dit jaar vertelde Leo het eerste deel van zijn oorlogs verhaal 'Vluchteling'. Weer thuis aan de Schinkeldijk rees de vraag: Wat nu? -66.-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 2005 | | pagina 2