r
Roos, bijgenaamd 'bokken' Roos, vanwege het
feit dat hij in het bezit was van een ongecas-
treerde geitenhok, welke een bepaalde functie
had, maar daardoor een zeer onaangename
geur verspreidde, vooral als de windrichting
ongunstig was. "Hij stonk dan een uur in de
wind," zei men. De bok was 'gestationeerd' op
een nol, zodat hij zijn 'klanten' al van verre
zag aankomen.
De avond van de verhuizing (14 mei 1940) ca
pituleerde het Nederlandse leger. De oorlog
was dus afgelopen. Het was duidelijk dat ons
verblijf op Abbestede toen gelukkig niet van
lange duur zou zijn. Na ongeveer acht dagen
was de polder 'drooggevallen' en konden we
weer met paard en bakwagen naar onze boer
derij terugkeren, met goede herinneringen
aan de families Weij, Roos, Zwaan en Baken.
We hebben nog vele jaren vriendschappelijke
contacten met deze mensen onderhouden.
Terug aan de Nieuweweg viel er nog heel veel
werk te doen. Binnenshuis had het water
zo 'n 20 centimeter hoog gestaan, dus dat was
schoonmaken geblazen.
Buiten had het zoute zeewater zijn sporen ach
tergelaten. De groene weilanden waren door
het zoute water bruin gekleurd. Het vee, dat
van de evacuatieadressen was teruggekeerd
en weer de wei was ingestuurd, kon het zou
te gras moeilijk verdragen hetgeen ook van
invloed was op de melkgift. Door de invoer
van zoet water in de polder en flinke regenval
werd het geleidelijk beter. Het was duidelijk,
dat al met al nogal wat schade was aangericht.
Behalve de materiële schade, veroorzaakt door
het water, was er door de schandalige behan
deling door de overheden ook morele schade
aangericht. Er was geen enkele steun geweest
bij de evacuatie. "Zie je maar te redden," was
hun advies. Ook de toewijzing van een onbe
woonbaar krot was ronduit minderwaardig.
Het was vanzelfsprekend dat de aangerichte
schade, die nogal aanzienlijk was, vergoed
moest worden. Bij de aanvragen bij het Depar
tement van Financiën, afdeling Oorlogs- en
Defensieschaden, hebben we grote steun ge
had van Jaap Brugman, toenmalig secretaris
van het polderbestuur.
Hij heeft alle betrokken boeren deskundig
geassisteerd bij het indienen van de schade
formulieren en geadviseerd hierbij niet te be
scheiden te zijn en geen enkel detail achter
wege te laten.
Ambtelijke molens werken langzaam, vooral
als het om toekennen van schadevergoedin
gen gaat. Pas in 1942 verscheen de definitieve
toekenning. Het bedrag viel danig mee, het
geen mijn vader deed verzuchten: "Nog zo'n
inundatie en ik ben boven Jan." Hij leek zijn
zin te krijgen, want begin 1944 kregen we de
aanzegging dat we weer moesten evacueren,
want de polder zou weer onder water gezet
worden. Nu waren de zaken beter geregeld.
We werden gehuisvest in het zomerhuis 'de
Arend' dat stond op het erf van de familie Van
der Kroon aan de Noordschinkeldijlc.
Dit huis was de 'ambtswoning' van burge
meester Rehorst, wellce leegstond omdat de
burgemeester met zijn gezin in 1943 moest
onderduiken, daar hij het niet eens was met
de eisen van de bezetter hoe hij moest functi
oneren. Hij werd waargenomen door de NSB-
burgemeester Nieuwenhuis van de Zijpe.
Ons verblijf in het zomerhuis is niet van lange
duur geweest. De aangekondigde inundatie
ging niet door. We konden na vier weken ge
lukkig weer naar onze boerderij terugkeren.
Burgemeester Rehorst keerde na de bevrijding
in mei 1945 met zijn gezin naar Callantsoog
terug en betrok zijn ambtswoning 'de Arend'
weer. Hij had tijdens zijn onderduiktijd niet
stilgezeten, want hij wist aan de Utrechtse
Universiteit zijn studie rechten af te ronden
en mocht zich Mr. G.D. Rehorst noemen.
N.B. Het verhaal heb ik uit mijn geheugen
opgediept. Be heb het als 12-jarige jongen be
leefd, en is steeds in mijn geheugen blijven
hangen. Be heb nergens, in geen enkel archief
iets over deze gebeurtenissen kunnen vinden.
Mogelijk is er onder de lezers nog iemand
die mij iets over die periode zou kunnen ver
tellen.
Vb rednctlb vtuv 'db Clockf, be^iium istiHy db
Hutomchb Vermia'tMxj, CnUmner Erfaobdw,kt
uwkyroefwi, wwsetv ub tbkv tjo&d mjbzotul 20c
m
-74.-