aan een kruissteekrandje
geborduurd in blauw en
geel. Bij de poppencape
zie ik dat er een gat in de
capuchon zit en het vast-
bindlcoordje ontbreekt.
Enige restauratie is hier
op z'n plaats.
Het werd gebreid van
gele katoen, ribbels.
Die kregen we door
gewoon alsmaar
recht te breien. Heen
en terug dat was een
toer. Het capemodel
vormde zich van
zelf als we aan de
ene kant om de twee
pennen steken lieten staan. De capuchon was
een lang, recht lapje, aan de ene kant dichtge
maakt en dan op de cape bevestigd. We han
teerden de haaknaald met rode katoen voor
het randje eromheen als afwerking.
Nog wel een witte katoenen zakdoek met open-
zoom-werk. Eerst een aantal liggende draadjes
uittrekken, zoveel centimeter van de kant. De
overgebleven staande draadjes per drie vastzet
ten met de zoom mee. Als laatste in één van de
hoeken je voorletters in steelsteelc borduren
met een dunne, rode draad. De zakdoek ziet
er zelfs nu nog uit als pasgemaakt ondanks ja
ren snotteren.
Het kanten kleedje heeft de jaren ook over
leefd. Een prutskarwei was het, haken met de
dunne, ongebleekte katoendraad en de even
dunne haaknaald. Vaste steken, losse steken,
stokjes, een randje (picootje), allemaal haalc-
taal. Bij niet opletten kreeg het kleedje een
gans andere vorm en patroon dan de bedoe
ling was. Juf kwam te hulp, haalde het uit en
deed snel een stuk over, want anders werd het
sint juttemis voor het eens af was. Waren alle
kleedjes klaar dan nam ze deze haaksels mee
naar huis, pinde ze met spelden op de zolder
vloer, zodat ze gelijkmatig uitgerekt werden
en nam na enige tijd weer keurige, ronde en
gesteven kleedjes mee naar school. Trots werd
het resultaat bekeken.
Met de babyslofjes kregen we vooral het gaat
jes-breien onder de knie, zodat er een koordje
doorheen geregen en gestrikt kon worden. Bij
het slabbetje leerden we de blokjestechniek.
Dat is afwisselend stukjes recht en averecht
breien en na tien pennen verspringen. Had
den we de laatste steken afgehecht dan ook
hier omheen een picootje haken. Een knoop
met oogje zorgden voor de sluiting. Deze twee
handwerkklussen werden in roze katoen uit
gevoerd.
Een andere haaktaak was een set van twee
katoenen pannenlappen. Daar kwamen ook
die stolcjessteken aan te pas en er ontstonden
gaatjes. Apart moesten we een lang wit koord
haken en dat door de gaatjes vlechten van de
hardblauwe pannenlappen. Zo werden ze lek
ker dik en kleurig. Jammer dat die dingen
krompen in de was en dan net te klein waren
voor het aanpakwerk, ja, katoen hè. Ze zijn
dan ook uit mijn bestand verdwenen. Op mijn
oude schoolrapport zie ik een 7 voor handwer
ken staan. Kan er mee door.
Met donkergrijze, vrij dunne wol zetten we op
drie pennen steken op en met de vierde begon
nen we te breien aan een paar sokken, maat
onbestemd. Rondbreien was
het, naadloos. Eén recht, één
averecht voor de schacht, de
hiel een verhaal apart, tot
slot het minderen bij de teen
en voila! de sok was klaar na
wéken insteken-omslaan-af-
latenglijden-doorlatengaan.
En dan moesten we óók nog
de andere sok af zien te krij
gen. Die werd zeker twee
maten groter of kleiner, van
regelmatig breien was in
het geheel geen sprake. Niet
voor gebruik geschikt eigen
lijk, dus die heb ik niet meer,
evenals het slabbetje en de
babyslofjes.
-27.-