PoArdenJluuteraAr Uu oorioastLjcL VzrCo Vas-Hoogvorst Een Wit-Rus kwam altijd bij mijn broer Jan en hij begon al aardig Nederlands te praten. Op een gegeven moment zong hij een lied, zo'n beetje half Nederlands en half een ande re taal. Het ging zo: Hebt Gij daar boven aan mij niet gedacht Ook ik heb een hart dat naar liefde smacht Hoog in de hemel zijn de engelen blij Toe, zendt ene daarvan ook aan mij. Hij had een mooie stem. Hij is later naar Texel gestuurd en daar omgekomen. Mongolen kwamen ook veel. Als ze dan fiet sen of iets anders gingen vorderen, kwamen ze 's morgens al heel vroeg en zeiden dat we die op moesten bergen. Eens werd er 's avonds om een uur of tien op de ramen gebonsd en gezegd dat mijn broer Jan met paard en kar, munitie naar Schagen moest brengen. Maar mijn vader zei, dat we net een jong paard hadden, dat nog helemaal niet langs de weg was geweest. "Niks mee te ma ken, komen!" Jan kon gelukkig heel goed met dat paard overweg. Er was nog een jongen opgeroepen, die was knecht bij Piet Dekker, de smid in Schagerbrug. Dus gingen ze sa men naar Caïlantsoog om de munitie te ha len, maar onderweg zijn ze uit elkaar gegaan. Met het paard ging het goed, want Jan praat te af en toe tegen hem en dan was 't weer goed. Attributen uit de oorlog: Postzak, gevonden bij de sloop van de lagere school, half gevuld met stroken zil verpapier die gebruikt werden om de radar te storen. Handkompas. Duitse helm. Foto's: Cees Vriesman. Wij hadden de hele nacht niet geslapen en maar luisteren of we paard en kar alweer hoorden. Om ongeveer half vier, ja hoor, daar hoorden we wat en gelukkig, dat was Jan. Toen hij eenmaal de Uytlandseweg inging be gon 't paard steeds harder te lopen. Het beest was bekaf. Vader en Jan hebben het dier in de schuur achter het huis gezet met water en eten en toen zijn we allemaal naar bed ge gaan. Nadat we allemaal in slaap gesukkeld waren, werd er weer met veel kabaal op de ramen gebonsd. M'n vader eruit. "Waar is de munitie gebleven?" "Heb ik in Schagen op 't perron gezet," zei Jan. Maar het spul was op het verkeerde perron gezet. "En waar is die ander," vroegen ze aan Jan. Dat wist hij niet, want hij was via de oude weg naar Schagen gegaan. "Hoe heet hij?" "Dat weet ik niet," zei Jan, "want ik ken hem niet." Dat was een leu gen, want Jan kende hem best. Die jongen had z'n vrachtje in het kanaal gegooid. Dat is gelukkig nooit uitgekomen. Verder hebben we weinig meegemaakt. Toen de oorlog voorbij was hebben we de bezetters allemaal weg zien gaan. Er kwamen nog een stuk of vier onze weg op, maar ze kwamen niet verder dan even voorbij Oskam, toen werden ze teruggeroepen. De oorlog was afgelopen en ze verlieten Caïlantsoog in een lange rij. In de oorlogstijd was Caïlantsoog helemaal ontruimd. Er waren alleen nog maar Duitsers, Mon golen en Wit-Russen. Ze kwamen veel hij ons thuis aan de Uytlandseweg. Ik werkte in Groote Keeten bij Jaap van Scheijen. Om naar huis te gaan moest ik een Ausweis hebben, anders mocht ik er niet door. Nu, dat had ik eindelijk voor elkaar, maar toen had ik een andere weg gevonden zodat ik niet meer door 't dorp hoefde. -21.-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 2005 | | pagina 23