Hij richtte het wapen op mijn hoofd en voor hij de haan overhaalde, bedacht hij toch ze ker dat niemand van die hele troep met mijn auto met generator kon rijden, dus schoot hij vlak over mij heen, een hele serie kogels de lucht in. Scheurde de deur open van mijn auto en joeg me onder de grofste bedreigin gen in de wagen. Even later kwam het vrouw tje bij me bij de wagen en zei: "Laat ze die fiets in godsnaam maar meenemen, want ik dacht, hij schiet je dood." Ja, ze konden net met je doen wat ze wilden, zo ging dat in die tijd. Maar ik denk dat dat vrouwtje nog meer was geschrokken dan ik. Maar het eind was toch dat zij haar laatste vervoermiddel zag verdwijnen. Maar die dag zou er nog iets gebeuren wat voor mij nog veel goed maakte. Het was zo omstreeks de middag, toen de heren een café opzochten dat wij net passeerden om koffie te drinken en een stukje brood te eten. En toen zag je dat ook de Duitsers de Hollandse landwachten verachtten. Zij zaten geheel apart van hen en ik zat met die andere chauffeur ook weer apart van dat hele stel. Wat was het geval? Vlak naast het café woon de een slager en die landwachten gingen in kleine ploegjes naar die slager en kwamen steeds lachend met een brok worst weer te rug. De knaap die bij mij aan de tafel zat, zei: "Kom mee, dan krijgen wij ook wel een stuk worst." Mijn antwoord was dat ik liever ver hongerde, dan dat ik met tuig meeging om een stuk worst. Maar hij stapte op en ging wel mee en kreeg ook van die man, die daar na tuurlijk niet onderuit kon, een stuk worst. Nu moet je daar niet te licht over denken hoor, want eten was in die jaren hoofdzaak. Als je nagaat dat de mensen in de grote ste den, die alleen hun bonnetjes hadden, die soms niet eens konden worden gebruikt, door de honger dood gingen. En wat denk je dat er gebeurde? Die grote Duitse officier, die mij nog geen uur van tevoren bijna in drift had dood geschoten, kwam overeind en legde een groot brok van die echte Duitse worst voor mij op het tafeltje. Dat heb ik maar aangeno men en 's avonds aan moeder de vrouw gege ven. Toen bleek toch dat hij mijn duidelijke manier van afkeuring van wat ilc gedwongen was te doen, respecteerde. Die dag zou ik nog meer beleven, maar dat wist ik toen natuur lijk nog niet. Het was misschien zo tegen een uur of vier dat mijn auto vol was en ik onder geleide van een landwacht naar Alkmaar moest, om te lossen in de goederenloods van het station. Toen wij terug kwamen in Heerhugowaard begon de avond al te vallen. Zodra ik aan kwam rijden, zag ik al dat er wat bijzonders aan de hand was. Midden tussen de hele troep soldaten stond een man en er lag een fiets op de grond met een koffer erbij. Dus die was gegrepen, met ja, misschien onder grondse pamfletten, wapens, of bonnen voor onderduikers. In elk geval waren ze ontzet tend blij met hun vangst. Ilc moest direct om keren en die man wegbrengen naar Alkmaar. Zij joegen die man achter op mijn auto met zijn oude fiets en koffer en schreeuwden dat ik direct die arrestant weg moest brengen. De landwacht-officier bij mij voorin en twee land wachten achterop, bij die man voor bewa king. Nu denk je, in tien minuten ben je in Allernaar, nu vergeet het maar in die tijd met zo'n gasgenerator. Onderweg moest ik halt houden en de officier ging de cabine uit en toen ik achterom keek zag ik tot mijn verba zing dat de bewakers achter op mijn auto ook waren vertrokken. Ilc dacht direct, man dit is je kans. Glipte uit de wagen en fluisterde: "Kerel, zie dat je weg komt." Hij twijfelde eerst nog, maar ik scheurde zijn fiets van de wagen en toen kwam hij ook. Hij sprong op zijn fiets, ik stopte nog gauw dat koffertje onder zijn bagageriemen en gaf hem een duw en weg was hij in de donkere nacht. Nauwelijks zat ik weer in de auto of de offi cier stapte in en zei: "Rijden maar chauffeur." Nou dat was niet tegen dovemansoren gezegd en ik draaide de Friesche brug op, zonder de twee andere bewakers natuurlijk. Nou was aan de stadslcant midden boven het pleintje aldaar, een klein verduisteringslampje opge hangen. Toen ik daar onderdoor reed, keek de man naast mij achterom door het achter raampje en zag dat de wagen leeg was. Hij schreeuwde: "Stop!" en vloog de auto uit, maar ja, er was natuurlijk niets meer te be kennen in het duister. Nou, ik was natuurlijk ook bar verwonderd en op zijn vraag of ik niet wist waar zij gebleven waren, antwoord de ik natuurlijk dat ik niets had bemerkt, want moest ik op die man passen of de bewa kers. "Nou ja," zei ik, "misschien zijn ze al vooruit gelopen," maar dat zag hij natuurlijk ook niet zitten. Toen wij bij de kazerne aan de Kennemer- straatweg aankwamen, liepen de soldaten van de veldgendarmerie die met hun luxe auto's allang thuis waren, al op ons te wach- -13.-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 2005 | | pagina 15