Em bndtfiut oer telt..
J. Halma
Uit de spullen van de VW welke ons ter beschikking zijn gesteld, haalden wij het volgende stuk
uit de Badbode van 9 juli 1988. Het is destijds geschreven door de heer J. Halma.
De kogel was door de kerk, het pleit was
beslist, we zouden onze vakantie doorbren
gen in Callantsoog. Eerst was er een andere
badplaats in 't geding, uiteindelijk werd het
toch Callantsoog. Ik schrijf anno 1947.
Dit dorp had mijn voorliefde omdat we in de
buurt hadden gewoond, nl. in Schagerbrug,
van augustus 1913 tot oktober 1917, waar
mijn vader de eerste haltechef was van het
spoorlijntje Schagen-Alkmaar, via de Loet,
Schagerbrug, het Buurtje en dan via
Warmenhuizen, Schoorldam. De opvolger
van mijn vader was de heer Spit. Het spoor
lijntje werd opgeheven in 1929.
Als jongen van 6 tot ongeveer 10 jaar heb ik
in Schagerbrug een prachttijd doorgebracht,
bramen zoeken langs de spoorlijn in het
Ananasbos, met mijn vader lopen naar het
strand in Callantsoog en de natuur in, naar
het Zwanenwater en de polders.
In die tijd was Wittebol ploegbaas langs de
spoorlijn, een werkman was Loetje Koomen
en de assistent van mijn vader was Rentenaar.
Een kleinzoon van Rentenaar woont tegen
woordig in Callantsoog.
In de zomer van 1947 klopten we aan bij
Hotel-Pension Ben de Vries. Het was een gast
vrij en gezellig paar, Ben en zijn vrouw. Er
werd van alles aan gedaan om de gasten een
mooie vakantie te geven.
In die tijd zaten mijn vrouw en ik op het 'leu
genbankje'. Ik hield een fietser aan en vroeg
hem waar Dirk Wittebol woonde. Het ant
woord luidde: Wat moet je van hem, ik ben
het. Van toen af werden we goede kennissen
van de familie Wittebol.
Callantsoog stond vlak na de oorlog wat
recreatie betreft nog in de kinderschoenen.
Er waren in 1947 ten gevolge van het oorlogs
gebeuren nog huizen dichtgetimmerd. Het
complete dorp bestond uit de bebouwing
rond het Dorpsplein en verder enkele wonin
gen.
In die jaren woonden we in Amsterdam. Mijn
oudste zoon was in het begin van de oorlog
geboren. Op advies van de huisdokter zoch
ten we een mogelijkheid om langer dan twee
weken van zee en strand te genieten.
Een begin vonden we in de vorm van een
tentzeil met een glas in loodraam van 2x1
meter, dat we van buren overnamen. We
scharrelden een houten vloer op, een buisge
raamte voor het zeil en met kunst en vlieg
werk ontstond er een bruikbare tent van 6x3
meter.
De zomervakanties van 1948 t/m 1954 brach
ten we in onze tent door op het terrein van
Jan Schager, thans Lepelaarsweg, en van 1955
t/m 1971 op 'de Garnelcuul'. Bij Jan Schager
was het voor die tijd goed kamperen. Jan was,
denk ik, bang om geld aan zijn kampeerders
te vragen. Ik betaalde in die periode voor
staanplaats en leges gedurende 8 weken de
som van 45 gulden per jaar. Alle kampeer
ders waren vrienden van Jan. Hij was onze
vraagbaak en raadsman. Als het goed weer
was droeg hij een witte pet, kwam er regen
dan zette hij een zwarte pet op.
De postbode (Worp of Teun Mooy?) kwam met
een bel op het middenveld. Groenteboer
Kruit en zijn vrouw reden met paard en
wagen het veld op, weer of geen weer. Bakker
Brantenaar kwam met een oud autootje. Er
was een waterkraan op het middenveld en
een paar houten toiletten voor een sloot. Een
van onze kennissen maakte gebruik van het
toilet, klopte eerst zijn pijp uit, een ogenblik
later steeg er een rookwolk op uit het toilet.
Hij het deksel erop en maar wachten tot het
krantenpapier verbrand was.
Slechts één duintje over en we waren op het
strand waar Vos en De Haan een houten tent
beheerden, waaruit zij ligstoelen en zo ver
huurden aan badgasten. In de beginjaren was
er een bezetting tussen twee pieren, verderop
was het niemandsland. Dit kan men zich nu
moeilijk voorstellen.
De gemeente Callantsoog kocht het terrein
van Jan Schager in 1954 en wij kregen in 1955
onderdak op het terrein 'de Garnekuul' met
mevrouw Van Muyen als lcampeerbaas.
Mevrouw Van Muyen was een hardwerkende,
zelfbewuste dame, waarvoor we veel respect
- 24.-