Eindelijk kwam Adriaan Mooij op 6 januari 1761 met zijn zwaar gehavende koopvaarder voor 'de gronden van het Canaal'. Op 14 januari moest de bemanning de voornoemde sjor- rings van hun schip afnemen, omdat die het schip 'in zijn vaart kragtig stuitte'. Op 16 januari werd Lizard Point verkend en leek eindelijk het grootste gevaar geweken. Maar de beker moest voor de al zo zwaar beproefde bemanning van de 'Vrouwe Anna Maria' tot de bodem worden geledigd. De moeilijkheden waren nog lang niet voorbij. Er stierf weer een matroos, zodat de beman ning nog maar 20 koppen telde. Op 18 janu ari werd 'met gemeen overleg van scheepsraad, ter oorsaake van de leckasie en de slegte gesteltenis van het schip, alsmeede dat het volk siekelijk en swakkelijk was en afgemat door den arbijt en dus alleen om schip, lading en leven der overgeblevene manschap te behouden en om te repareeren, coers te nemen na Plymouth, als de naaste haven zijn de...! Om Plymouth veilig binnen te lopen nam kapitein Mooij twee Engelse loodsen aan, die hij het hoge loodsgeld van '9 guinjes' moest betalen. Op 19 januari arriveerde de 'Vrouwe Anna Maria' voor de havenmond. Helaas raakte het schip een klip. De loodsen lieten een anker vallen en het schip kwam zonder schade weer vrij van de grond. Op 20 januari haalden de loodsen een aantal mannen van de wal om te assisteren bij het lichten van de ankers. (Kennelijk was de overgebleven bemanning te verzwakt en afgemat om dit zelf te klaren!) Het uitgezette tui-anker kon echter niet worden gelicht. Het zat muurvast achter stenen. Dus moest het touw gekapt worden. Eindelijk kon Mooij toen, tegen zes uur in de namiddag, anke ren met behulp van het over gebleven andere anker. De koopvaarder zou zo goed mogelijk worden her steld en enige tijd in de Engelse haven blijven. Op 27 januari kreeg kapitein Mooij echter weer te maken met een bijzonder onaan gename zaak. Terwijl hij met de sloep aan de wal was, droste een roei er van de sloep. Toen Adriaan Mooij al lang weer aan boord was, kwam er tegen de avond een sloep langszij, afkomstig van een Engels oorlogsschip. Deze sloep was 'vol volk' en tus sen de Engelse schepelingen bevond zich ook de gedroste matroos. Deze deelde Mooij mede dat hij 'dienst op het gemelde oorlogsschip had genomen'. Een luitenant voegde er aan toe dat hij kwam om de matroos zijn goed op te laten halen. Met de bedreiging dat indien zulks geweigerd werd en ook zijn maandgeld niet werd uitbetaald, hij dan de zeilen van de ra's van het schip mee zou nemen of enige andere goederen. De Callantsoger kapitein was wel gedwongen om aan deze eis te vol doen en het geld van de gedroste matroos te overhandigen. Na dit incident waren er nog slechts 19 schepelingen aan boord. Onder tussen werd de koopvaarder door Engelse timmerlieden hersteld. Toen de 'Vrouwe Anna Maria' bijna weer zee waardig was, overleed er weer een matroos. Het aantal schepelingen was nu tot 18 geslon ken. Op 24 februari lichtte Adriaan Mooij het anker en kwam omstreeks zeven uur in zee. va IA -38.-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 2004 | | pagina 18