was, dat er veel rondgereden werd. Al heel wat mensen hadden rondrijders en kunstschaatsen. Zo vond ik fam. De Wit-van Honschoten heel goed rondrijden en dit werd ook door meerdere paren gedaan. In die tijd kwam opa Vos af en toe een zak met afvalhout brengen als brandstof voor de kachel. In de keuken kookte mijn moeder elek trisch, want (aard)gas kende men daar niet. In 1941 toen Duitsland de Sovjet-Unie binnen viel werden in hotel Duinzicht veel Duitse mili tairen van de Luftwaffe ingekwartierd en boven op het duin kwamen van origine Poolse soldaten (vermengd met SS-ers). Tot groot verdriet van Mien de Waal werden de Luftwaffe-soldaten om de drie maanden afgevoerd. Misschien richting Oostfront. Mien hechtte zich onbewust teveel aan deze jonge knullen en beschouwde ze, denk ik, min of meer als haar kinderen. Die Poolse solda ten kwamen af en toe bij ons aan de keukendeur om een weegschaaltje te lenen om hun rantsoen boter onderling goed te kunnen verdelen. Naast hotel Duinzicht stond pension VOS, waar we eerst zaten. Daarnaast had je de pastorie waar burgemeester Reehorst met zijn gezin (o.a. Gé, Lies en Piet) woonde. Dan had je daarnaast de Coöperatie, waar vroeger een stolpboerderij stond met daar weer naast de garage-stolpboerderij van Adriaan Vader met op het hoekje de manufactu renzaak van Kees van Eek. Als je het weggetje naar de kerk passeerde, kreeg je eerst Hotel de Haan, dan het huis van de ouders van Jan Mooij, verder de (kleding) stolp boerderij, daarnaast het postkantoor van Maar ten Worp, dan het huis van meester Prins en ver volgens het Gemeentehuis met daarnaast dacht ik een bakker en een slager (Jan Prins). Richting school moet nog een boerderij gestaan hebben. Zeker vier stolpboerderijen aan de noordkant van het buurtje en vijf stolpboerderijen aan de zuidkant. Er zijn er nu nog maar twee over. V.l.n.r. Mevr. v. d. Plaat, Joop, To- nie Vos (verloofde van Jan) Jan, Bep (later Bert), dhr. v.d. Plaat. Deze invasie van Helderse vluchtelingen moet voor het toenmalige kleine dorp een aardver schuiving zijn geweest. Zo'n autochtone samen leving stond praktisch op z'n kop. (Wij bibberen nu al met 10% allochtonen.) Gelukkig bleken de jongeren uit Den Helder en Callantsoog het goed met elkaar te kunnen vin den. De plaatselijke voetbalclub kreeg een injec tie met nieuwe spelers; in een lege barak bij de Seinpost was weldra vertier (dansen en spelletjes e.d.) en later verschoof dit naar de Distel, het ruime atelier van de dames Op 't Landt en Van Doornick (beeldhouwster en kunstschilderes). In dit gebouw werd niet alleen gedanst, maar kon de jeugd films gaan bekijken, o.a. van Laurel en Hardy e.d., die door Jacob Vos werden vertoond. Verder was er handenarbeid en konden de oude re jongens zelfs op boksles bij Jan de Wilde. In die tijd werd de club 'Alles sal regkom' (1941?) opgericht en wel door een aantal jonge mensen uit Den Helder en Callantsoog. De heren Bode graven en Jan Prins speelden daarbij een grote rol. Zij dansten, maakten wandelingen en plezier met elkaar. Daar zijn later zeker stellen uit voort gekomen. Begin september 1940 moest ik weer naar school en dat was toen nog de Comeniusschool in Den Helder. We gingen elke dag met de bus van Jan van Scheijen van Callantsoog naar Den Helder (eindpunt Koningsplein) en terug. Sommigen gingen op de fiets heen en weer, een enkeling wandelde dit stuk en anderen reden met het vrachtwagentje van Kees Kansen op en neer. Op school daar werd het veel te gevaarlijk (regelma tig luchtaanvallen) en kwam ik hier op school terecht, o.a. bij meester Prins in een overvol lokaal. Later realiseer je je dan dat zoveel kinderen in een klas voor de onderwijzers ook geen pretje was. Wat ik me nog herinner is dat we op sport dagen op het voetbalveld gingen voetballen waar nu het Dorpshuis staat (het was toen allemaal nog land) of dat we naar het VW-bosje gin gen om de dag met spelletjes en limonade door te brengen. Rechts van de ingang van het voetbalveld lag een omheinde vuilnisbelt, nu staat het VW- gebouw er. 's Winters gingen we schaat sen op het Zwanenwater. Daar schaatsten ook mijn broers Jan en Joop. Wat mij toen opviel -23.-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 2003 | | pagina 3