helemaal gepikeerd "Nou," zei Theo, "de prijs zal je wel aanstaan." "De prijs wel," zei Piet, "het ijs niet." terrein aan de Nederlandse Caravan Club te verkopen. Piet en zijn zusters waren echte natuurmen sen, het was daar een klein paradijsje, met heel veel vogeltjes en in het voorjaar zag het er wit van de narcissen. Een gedeelte van de boerenschuur werd ingericht als zomerhuis en verhuurd aan badgasten. Maar ook maak ten ze er zelf gebruik van met de verbouwing van hun huis, want daar werd een fijne serre aangebouwd. Vele spullen werden ingepakt en op de hooizolder gezet, waarop ze ook na de verbouwing bleven staan, zodat na het overlijden van Piet de opruimers voor vele verrassingen kwamen te staan. De familie Borkent uit Amsterdam was een van die families die steevast iedere zomer gebruik van het zomerhuis maakten. Bij Piet duurde het altijd lang voor je zijn vertrou wen had gewonnen, maar met vader Ab Borkent kon hij het goed vinden. Het volgen de verhaaltje komt van zoon Borkent. Piet die niet zo technisch was, kocht op een gegeven moment een trekkertje, want dat was toch wel erg gemakkelijk. Hij ging ermee aan het oefenen op het weiland, vooruit- achteruit..., steeds meer achteruit. Piet vergat de koppeling in te trappen. "Ho, ho!" riep hij, maar plonsde achteruit de sloot in. "Ja, Piet," zei vader Borkent, "Er zit van alles op en aan, maar die trekker heeft geen oortjes." Na vele mooie jaren werd het heel eenzaam voor Piet, want eerst overleed Anne op 06-06- 1983 en niet lang daarna Mientje begin maart 1986. De familie Borkent die in Cal- lantsoog was komen wonen, bleef voor hem zorgen. Vader Ab haalde boodschap pen en als het no dig was, ging hij met hem naar de dokter. Na het overlijden van Ab nam eerst Jaap Boeder en daarna Theo Bij- post die altijd het eten van Tafeltje- Dekje bracht, deze zorg over. Haalde boodschappen en deed allerhande klusjes. In het begin vroeg Theo: "Heeft U ook slachtvee." Vel was "Nee," zei hij, "deze koetjes hebben jaren voor mijn inkomen gezorgd en nou zorg ik eens een tijdje voor hen." Hij had drie koetjes, twee keer dikker dan een gewone koe. Theo moest ook iedere week 10 fles sen melk halen voor de poezen. Ook moest hij iedere week roomijs meebrengen altijd de zelfde, maar op een dag was deze er niet, dus werd er goed koper vanilleijs meegenomen. Piet begon ervan te eten. In de oorlog zocht een man een onderduilc-adres. "Kom maar bij ons," zei Piet, "het rammelt hier van de Duitsers, dus hier zoeken ze je niet." De Duitsers kwamen iedere dag melk halen en hadden niets in de gaten, ze zagen de onderduiker voor de knecht aan. Na de oorlog wilde Piet toch wel graag deze man, die bij Aalsmeer woonde, bezoeken. Dus ging Theo met vrouw Emmie en Piet op stap. Bij de Velsertunnel gekomen, zei Piet: "Ga maar weer terug, wat is het druk langs de weg." Maar Theo vond, we zijn nu op weg dus we moesten maar doorgaan. Het werd een hartelijk weerzien, er werden vele herinne ringen opgehaald. Op de terugweg kreeg Piet het er benauwd van, aan alle kanten reden er - 19. -

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 2003 | | pagina 19