HETOOGMERGAT
De Jewelpolder, waar de gevluchte Callants-
ogers nadat ze het nieuwe Callantsoog had
den opgebouwd, hun vee lieten grazen werd
meerdere malen bedreigd.
Hoewel de bestuurders van Callantsoog hun
best deden, duurde het nog tot 1603 eer er in
de vergaderingen van de steden van West-
Friesland en het Noorderkwartier - Enkhui
zen, Hoorn, Medemblik, Alkmaar, Purmer-
end, Edam en Monnikendam - aandacht werd
geschonken aan de kustverbetering in de Kop
van Noord-Holland. De steden benoemden
een inspectiecommissie om de toestand in
het noorden in ogenschouw te nemen.
Op 17 oktober 1603 gingen vertegenwoordi
gers van de Noord-Hollandse steden en Am
sterdam naar het Oog. Zij ontboden daar
schout, schepenen en secretaris om begeleid
door het plaatselijk bestuur, de situatie bij
het Oogmergat te bezichtigen. Ook werd het
gat gemeten, het bleek 2300 meter te zijn.
Het vlakke strand in het gat was redelijk
hoog gelegen zonder slenken of killen. De
commissie was van oordeel dat de nog aan
wezige duincomplexen met een stuifdijk te
verbinden zouden zijn. Men verwachtte daar
bij aanstuiving aan de westzijde en aanslib
bing aan de oostzijde.
Om snel een dijk van voldoende hoogte en
breedte te krijgen, stelde de commissie voor
een zanddijk aan te leggen met een basis
breedte van 15 tot 19 m, ongeveer 2 m hoog
en een kruinbreedte van bijna 2 m, aan beide
zijden glooiend, zowel aan de voet als op de
kruin met rietschuttingen te beplanten om
opstuiving te bevorderen. Na voldoende op
stuiving zou de dijk met helm bepoot kun
nen worden. De kosten werden geraamd op
7200 gulden. (Later bleek dit bedrag veel te
laag).
Maar wie moest dat betalen?
Al op 5 februari 1604 vond een vergadering
plaats waarin de gedeputeerden van het Oog
verklaarden, dat zij wilden bijdragen. Maar
dan moest de dijkhoogte 3 meter worden. Op
die voorwaarde was het Oog bereid een vijfde
deel van de kosten, namelijk 3000 gulden bij
te dragen.
Daar moesten de Heren over nadenken. Pas
op 11 maart 1605 besloten de Staten van Hol
land en West-Friesland aan het verzoek van
het Oog te voldoen. Maar eerst moest er nog
een nieuwe inspectiecommissie naar het
Oogmergat.
Deze commissie dikte de gevaren van de be
staande toestand nog wat aan.
Wim Lastdrager
In 1570 teisterde de Allerheiligenvloed de duinen langs de Noordzee op een ontzettende manier.
Het dorpje op het eiland 't Oge, Callinge, werd weggevaagd. Het is nu in 2002, dus na 432 jaar,
moeilijk om aan te geven waar de zee door de duinenrij heen gebroken is. Vaststaat dat er tussen
het Seinpostduin en Dubbelduin bij de Helmdijk (Groote Keeten) na de vloedgolf nauwelijks nog
duinen stonden. Bij hoog water stroomde het water het land in.
De 'Dijck Sant Oogmergat' tussen de Seinpost en
het Dubbelduin.
Op de kaart van A.A. Metius is te zien dat er bij de
in 1581 gebouwde kerk een noord- en een zuidregel
van boerderijen en huizen zijn ontstaan. Ook is er
een korenmolen opgericht.
-68.-